Het gebied van het Bos t’Ename ligt binnen de invloedssfeer van vier vroeg-middeleeuwse nederzettingen die het karakter van een dorp en parochie zullen aannemen, namelijk Ename, Nederename, Mater en Volkegem. Verder sluiten er nog zeven nederzettingen bij aan met het karakter van een gehucht (vier vroeg-middeleeuwse en drie vol-middeleeuwse) en acht grote alleenstaande vol-middeleeuwse hoeves. Samen met het van daaruit ontgonnen land omsingelen deze dorpen, gehuchten en grote hoeves als het ware het gebied van het Bos t’Ename. Bovenop de toponymie en naast de archeologie verschaft het archiefonderzoek bijkomende informatie, vooral de oorkonden.
Mater heeft een St-Martinuskerk, dus de oprichting ervan dateert ergens uit de periode tussen de 6e en 8e eeuw, vermoedelijk als een eigenkerk 1. De oudste geschreven vermelding van het dorp dateert uit het einde van de 9e eeuw, overgeleverd in een oorkonde uit 941 2. Hierin staan een aantal inwoners van Mater opgesomd die cijnsplichtig zijn aan de Gentse-St-Pietersabdij. Mater vormt een aparte heerlijkheid, later met eigen schepenbank, die in 998 in bezit is van Arnulf van Valencijn (zie ook verder). In dat jaar schenkt hij het patronaat over Mater met kerk, tienden en een grote boerderij aan de St-Pietersabdij die haar Maters bezit zal behouden tot het einde van het Ancien Régime 3. De heerlijkheid is minstens vanaf de tweede helft in handen van de heren van Gavere, die traditioneel de voornaam Raas dragen en tot de hoge Vlaamse adel behoren. Tijdens de eerste helft van de 13e eeuw gaat ze samen met het ganse Land van Schorisse over naar een jongere tak van de familie, die zich naar dit laatste dorp laat noemen. De Materse schepenbank (de vierschaar) houdt zitting op het dorpsplein onder de schaduw van een boom 4.
De middeleeuwse burcht, kern van de heerlijkheid en het dorp, bevindt zich vermoedelijk naast de oude parochiekerk ter hoogte van de huidige St-Amelbergakapel 5. De huidige kerk herbouwt men later wat verderop. De burchtsite ligt wellicht binnen de muur van de kloosterschool, onder het vrijliggende speelveld. Dat er een burcht moet geweest zijn blijkt uit de toponiemen borchveld en borchwal en uit de vermelding van een castrale kapel 6. Hij wordt vermoedelijk in de 13e eeuw verlaten na de ingebruikname van het nieuw opgerichte kasteel te Schorisse. Er is wellicht een slotgracht. In 1284 is er in die buurt sprake van de vetus vivarium de materne, de oude visvijver van Mater, en in 1416 van den houden wal neffens therchof te materne 7.
Rond het Bos t’Ename liggen vier nederzettingen die tot het Maters grondgebied behoren : drie vroeg-middeleeuwse en één vol-middeleeuwse. Bovendien heeft er ooit zelfs een Materse vol-middeleeuwse nederzetting binnen het Bos t’Ename gelegen. De namen Ose en Kaster hebben een Gallo-Romeinse oorsprong. Kaster verschijnt vanaf 1154-55 in de oorkonden als bestanddeel van de naam van getuigen 8. Ose komt vanaf 1036 in oorkonden voor als plaatsnaam en als bestanddeel van een persoonsnaam 9.
Eppegem, “woonplaats van de lieden van Ippo”, komt slechts één keer in een charter voor, namelijk bij de stichting van de abdij van Ename in 1063 (zie verder) 10. De startende kloostergemeenschap krijgt er een hoeve met zes bunder land. Een bunder is de oppervlaktemaat voor de Franse revolutie, die varieert van rechtsgebied tot rechtsgebied. In de Driehoek is de bunder van het Land van Aalst van kracht, en die beslaat iets minder dan 1,23 ha 11. Tussen 1177 en 1282 komen achtereenvolgens Gisela, Gislebertus, Giselin en Petrus de (van) Eppegem in de bronnen voor 12. Als plaatsnaam verschijnt Eppegem nog in de 15e en 16e eeuw. Nu is de naam in de buurt volledig onbekend hoewel men de huidige Ganzendries nog in de 17e en 19e eeuw Eppegemstraat noemde. Dit laatste is veelbetekend. Bij Eppegem hoort een vroeg-middeleeuwse dries die aansluit op die van Ename (zie verder). Delen ervan krijgen de namen Ganzendries en Natendries toebedeeld. Vanaf 1239 en verder ook in 1249 en 1278 verschijnt Natendries al als gehuchtsnaam. Meer bepaald op nauwelijks een paar honderd meter afstand van waar Eppegem moet hebben gelegen, in de buurt van waar nu de Ganzendries aansluit op de Ruiterstraat 13. Het hof in Eppegem dat de abdij van Ename in 1063 bij de stichting had gekregen situeert een tekst uit 1291 gesitueerd ten natendriessche boven de strate ten cruce te haudert wart: te Natendries boven de straat die naar het kruis te Houwaart loopt 14. Het lijkt er dus sterk op dat de inwoners van Eppegem vanaf de 13e eeuw opschuiven naar een deel van hun dries, Natendries genoemd, waardoor er een nieuw gehucht met die naam ontstaat. Uiteindelijk overvleugelt Natendries de oorspronkelijke nederzetting Eppegem volledig. Houwaart, dat dus wat verderop ligt, komt voor het eerst in een oorkonde voor in 1154-55 15.
Materse heeft vier alleenstaande boerderijen, waarvan twee sites met walgracht, die relevant zijn voor het Bos t’Ename. Het Hof t’Oossche ligt bij de noordelijke bosrand, nu net binnen het Bos t’Ename, langs de huidige Boslos, bij de grens met Nederename 16. Het hof is verwoest tijdens de godsdiensttroebelen op het einde van de 16e eeuw en niet meer heropgebouwd 17. Een deel van de walgracht lag nog open tot in de tweede helft van de 19e eeuw en is nu nog herkenbaar als een depressie 18. Verder is er bijzonder weinig over geweten. Wat verderop, bij de Osebeek en de grens met Welden ligt het Hof ter Meulen (thof ter muelne 1464), later en nu nog steeds bekend als Molen t’Ose 19. Of dit hof een site met walgracht is geweest is onduidelijk. Mogelijk is de U-vormige grote spaarvijver van de watermolen er een restant van. Het Hof ter Meulen vormt een kleine heerlijkheid tussen Mater en Welden in handen van de heer van Mater 20.
Aansluitend bij de oostelijke bosrand is er in 1239 voor het eerst sprake van boveria domini de materne, letterlijk de rundveestallen van de heer van Mater 21. Een boeverije is een rundveebedrijf dat meestal afhangt van een grootgrondbezitter. De kloosters van Vrouwenpark (Rotselaar), Hertoginnedal (St-Pieters-Woluwe) en Groot-Bijgaarden hebben er één 22. Er was een Goed te Boeverije op de grens van Eine en Mullem 23. In 1416 hoort bij het Materse goed dat men heet ter bouveryen 32 bunder land 24. Daarna verdwijnt het van de radar. De exacte locatie is enkel bij benadering bekend: langs de huidige Boskant boven het kruispunt met Daalbosstraat en Spendelos. Door de ligging bovenop het plateau is hier geen walgracht mogelijk. Wat verderop, langs de huidige Bronstraat, historisch Broeke, ligt het Hof ter Moten dat een aparte heerlijkheid vormt 25. Het duikt in de bronnen op in 1484 en 1571 26. In 1641 noemt men de site ‘s Mottestede, wat laat veronderstellen dat het hof eveneens tijdens de godsdienstttroebelen is ten onder gegaan. Later is er wel weer een hoeve gebouwd. De 19e eeuwse kaarten tonen achter de gebouwen nog een flink deel van de vroegere omwalling 27.
Volkegem heeft net als Mater een St-Martinuskerk, waarschijnlijk ergens tussen de 6e en 8e eeuw opgericht als een eigenkerk 28. Ze is de moederkerk van Leupegem (St-Amandus, eind 7e-8e eeuw), Edelare (vermoedelijk 11e eeuw, St-Martinus naar de moederkerk) en Pamele (O.-L.-Vrouw, kapel 1110, huidige kerk uit de 13e eeuw) 29. Het patronaat over deze vier kerken hoort toe aan de abdij van Ename. De heer van Volkegem heeft zijn burcht naast de kerk, die net als in Mater, Eine en Oudenaarde den boerch wordt genoemd 30. De site werd in 1990 door het toenmalig Instituut voor het Archeologisch Patrimonium via veldprospectie en boringen onderzocht 31. Wellicht bezit de heer van Volkegem in oorsprong eveneens de heerlijke rechten over het territorium van de afgescheurde parochies. In een later stadium neemt de heer van Pamele ze vermoedelijk over. Vanaf de late middeleeuwen is de heerlijkheid Volkegem in elk geval één van zijn vele lenen, hij heeft er de lage rechtspraak 32. Volkegem vormt trouwens één schepenbank met Leupegem en Edelare. De hoge justitie blijft aan de heer van Volkegem toebehoren. Het foncier van de heerlijkheid Volkegem (het door de heer zelf gebruikt of verpacht grondbezit) is voornamelijk in het kerndorp geconcentreerd rond het Goed te Volkeghem 33. Dit is waarschijnlijk te identificeren met het latere Groot Hof, dat nog steeds bestaat, weliswaar in zijn 18-eeuwse vorm. Het Goed is 45 bunder groot.
Vanaf 1236 verschijnt Stuivegem in de oorkonden als plaatsnaam 34. In 1310 treedt een Coppijn van Stuvighem op als getuige. De plek ligt in Volkegem, ergens in de buurt van de grens met Edelare en Maarke, bij de weg naar Houwaart (de huidige Geraardsbergenstraat). Zoals wel meer in Oudenaarde is de toekenning van de naam Stuivegemstraat aan een recente verbindingsweg ongeveer een km verderop een toponymische miskleun. Er is tot diep in het Ancien Régime een Goed of Hof te Stuivegem en er is in het gehucht in de 15e eeuw eene stede (een huis dus) die men heet ten wijngaerde 35. Spijtig genoeg is de landboekkaart van Volkegem niet bewaard, zodat we de plek niet exact kunnen bepalen. Stuivegem moet in de onmiddellijke omgeving van Kerselare gelegen hebben, als hier al geen sprake is van naamsoverdracht. De vroeg-middeleeuwse kouter die later bekend is als Kerselarekouter hoort hoogstwaarschijnlijk bij het vroeg-middeleeuwse gehucht
Stuivegem 36.
Kerselare zelf is van laat-middeleeuwse origine. Ik heb het er al over gehad in hoofdstuk 3, bij de captatie van heidense verering door de katholieke kerk. Volgens de legende hangt men in 1452 een Mariabeeld dat voorheen toebehoorde aan de pastoor van Volkegem na zijn dood op aan een kerselaar 37. Dat klopt waarschijnlijk, in 1446 heeft men het over een perceel land an den keersere, in 1455 bij onser vrouwen kerssere (keersere is Zuidoostvlaams voor kerselaar cfr eekere, boekere, olmere, eschere) 38. In 1455 vindt een eerste mirakel plaats bij het beeldje, dat toen al in een klein kapelletje geplaatst is 39. Op 2 juli 1455 leest men er een eerste mis. Het beeldje bestaat nog, het is een laatgotisch polychroom beeldje van de Mechelse Sint-Lucasgilde. Op 10 juli legt men de eerste steen van de oudste kapel, ingewijd op 3 mei 1460. Van dan af starten ook de jaarlijkse bedevaarten.
Verder is er in Volkegem ook nog het vol-middeleeuws gehucht Wanbeke. Een oorkonde uit 1224 van de abdij van Ename (zie ook verder) noemt de beek die op de flank van de Edelareberg ontspringt en langs Te Walle (zie verder) naar Ename loopt Wanbeke 40. Later wordt dat achtereenvolgens Enamebeek en Riedekensbeek. Wanbeek betekent “beek met onvoldoende water”, versta daar onder te weinig voor een watermolen (zie ook verder) 41. De naam is dus eerst waternaam, daarna nederzettingsnaam. Tussen 1093 en 1292 komen er in de bronnen minstens vier personen voor waarvan de naam ernaar verwijst: Gozuin, Godeschalc, Willermus en Beatrise 42. De plaatsnaam is lang aan Wannegem toegewezen, maar uit tientallen latere attestaties blijkt overduidelijk dat Wanbeke de gehuchtsnaam is voor het deel van Volkegem beneden de Volkegemberg, bij de beek 43. De Volkegemberg heet in de 15e eeuw zelfs Wanbekeberg; de Wanbeekstraete is de huidige Boembeekstraat 44. Bij die Boembeekstraat, net op Edelaars grondgebied toont de kaart van het Land van Aalst van Horenbault uit 1596 duidelijk een site met walgracht 45. Vermoedelijk noemt men dit hof “ten broucke”(onder den berch tedelaer ende heet ten broucke 1402, in edelaer ten broucke te volkeghem waert 1431) 46. De latere kaarten tonen daar wel een grote hoeve maar geen walgracht meer 47. Pas op de 20e eeuwse kaarten staat er een poel achter de hoeve die misschien toch een walgrachtrestant is of in de voormalige walgracht is uitgegraven 48.
In dezelfde tekst uit 941, verwijzend naar het eind van de 9e eeuw waarin voor het eerst Mater opduikt komt ook Ehinham voor: Ename 49. De St-Pietersabdij heeft er een cijnsplichtige die Radin heet. Ename wordt net als Mater villa genoemd, wat de meeste historici ïnterpreteren als een Frankisch domein 50. De kern ervan ligt ongetwijfeld bij de St-Vedastuskerk in het huidige Nederename, want deze kerk staat later bekend als de moederkerk van de kerken van (Opper-)Ename. St-Vedastus (of St-Vaast) was de 6e eeuwse bischop van Arras (Atrecht) en de naamgever van de belangrijke abdij aldaar, die wat verderop in het verhaal weer opduikt 51. Dat men de oudste kerk van Ename aan hem opdraagt is een beetje merkwaardig, maar pleit in elk geval voor een vroeg-middeleeuwse origine 52. Het oorspronkelijke kerkje meet slechts 20 x 8 m en dateert vermoedelijk van rond 1000. Eronder vonden archeologen sporen van een vroegere fase. De parochie breidde de kerk gevoelig uit in 1937. Het oude koor is weg en het oude schip doet sindsdien dienst als koor 53.
Binnen het domein Ename bevinden zich twee kouters (zie verder), elk op een windwal, één bij de nederzetting bij de St-Vedastuskerk en één ongeveer een km verderop, wat verder van de Schelde. Deze laatste loopt door tot de huidige dorpskern van Ename. Naar analogie met alle andere kouters, gekoppeld aan een vroeg-middeleeuwse nederzetting, mogen we aannemen dat (Opper-)Ename eveneens een vroeg-middeleeuwse origine heeft 54. Onder de St-Laurentiuskerk, de parochiekerk van (Opper-)Ename gebouwd rond 1000, is trouwens een oudere occupatielaag aangetroffen 55. Er is geen naam voor dit vroeg-middeleeuws (Opper-)Ename overgeleverd. Historici hebben lang in de hypothese geloofd dat ze de naam Squindrest(c)h in een oorkonde uit 847 moesten vereenzelvigen met Zwijndries, de naam van het driesgehucht van (Opper-)ename 56. Taalkundig is dat even wel onmogelijk, Squindrest(c)h is Zwijndrecht 57. Er is ook sprake geweest van een Karolingische occupatie van de burchtsite (zie verder) 58. Dit berustte evenwel op een foute determinatie van gevonden keramiek 59.
Tot daar de situatie. Een vroeg-middeleeuwse nederzetting (Neder-)Ename (1036 de Inferiori Eham) met een kerk die later tot dorp, parochie en gemeente zou uitgroeien. En binnen de grenzen van die originele parochie een tweede nederzetting voorlopig zonder naam, later (Opper-)Ename (1036 de Superiori Eham), nog later kortweg Ename genoemd. Onder een autonome, puur rurale evolutie valt nog te bezien of deze nederzetting eveneens tot dorp, parochie en gemeente zal uitgroeien. In de ene buurparochie Volkegem is dat met Leupegem, Edelare en Pamele het geval. Bij de andere buren in Mater daarentegen groeien de andere nederzettingen niet uit boven het gehuchtsniveau. Maar Ename heeft een speciale troefkaart: de ligging bij de Schelde.
Even terug naar Karel de Grote. Het Verdrag van Verdun splitst zijn grote eenheidsrijk na de dood van zijn zoon Lodewijk de Vrome in 843 door op in drie: West-Francië (het latere Frankrijk), Midden-Francië (van Friesland tot centraal Italië, met Lotharingen als zwaartepunt) en Oost-Francië (ongeveer het huidige Duitsland) 60. Tot dan toe vormt de Schelde enkel een kerkelijke grens tussen twee bisdommen, maar vanaf nu is ze ook de rijksgrens tussen West-en Midden-Francië.
Op de linkeroever bouwt Karel de Kale, koning van West-Francië, een domein uit te Petegem, 7 km ten zuiden van Ename 61. Petegem is strategisch gunstig gelegen halverwege Gent en Doornik. Het domein bevat de ganse linkerscheldeoever inclusief het latere Oudenaarde en noordwaarts tot Eine, tot op de hoogte van Ename dus. Het wordt bestuurd vanuit het centraal hof te Petegem. De opgravingen ervan documenteren een houtbouwfase waarschijnlijk uit het einde van de 8e eeuw, gevolgd door een stenen zaal eind 9e-begin 10e eeuw, een begraafplaats en een kerk 62. Later komt er een achtvormige walgracht rond. Uit oorkonden weten we dat er een paar topontmoetingen plaatsvinden, o.a. één in 864 waarbij Karel de Kale zelf aanwezig is 63. Het domein blijft uiteindelijk geen bezit van de West-Frankische koning, maar het komt in handen van een fameuze adellijke clan, die zichzelf vanaf het begin van de 11e eeuw heren van Petegem noemen. Het voormalige domeincentrum in Petegem blijft prestigieus. Brand vernielt de verdere uitbouw ervan in de 12e eeuw.
Tot daar een noodzakelijk uitstapje naar Petegem. Maar ondertussen is Midden-Francië in 923-28 in handen gekomen van de Ottoonse heersers (Otto I, II enzovoort) over Oost-Francië 64. De Schelde is vanaf nu de rijksgrens tussens West-en Oost-Francië, tussen Frankrijk en het Duitse Rijk als je wil. Keizer Otto I start een project op het hoogste bestuursniveau. Alles begint bij het huwelijk van Godfried van Verdun met Mathilde Billung, ergens in 962-63. Godfried stamt af van Karel de Grote en staat aan het hoofd van twee graafschappen in de Moezelstreek en van het graafschap Verdun in de Franse Maasvallei. Mathilde komt uit de Saksische topadel en is bovendien de weduwe van graaf Boudewijn III van Vlaanderen, van de overkant van de Schelde dus. Zowel het domein Ename als Velzeke zijn blijkbaar allodiaal bezit van het koppel. Als voormalige Romeinse vicus heeft Velzeke zijn centrale functie bewaard als hoofdplaats van het graafschap Biest, één van de vier graafschappen van de Brabantgouw. Biest bestrijkt het gebied tussen Schelde, Dender en Ronne (nu in Noord-Henegouwen) 65. Rond het midden of in het derde kwart van de 10e eeuw krijgt Velzeke een Ottoonse impuls door de oprichting van een keizerlijke kerk 66. De graven van Verdun blijven met Velzeke een speciale band behouden, want men begraaft er later de kleinkinderen van Godfried en Mathilde 67.
Het paar verlegt evenwel zijn focus een 10-tal km verderop. Ze krijgen van de keizer de rechten om binnen hun domein Ename een (eerst nog houten) versterking op te richten op een ham, binnen een meanderbocht van de rivier 68. Een gracht van 140 m lang, 18 m breed en 6 m diep sluit de versterking aan de binnenkant af, zodat ze op een eiland komt te staan 69. Bovendien krijgen ze er het recht om markt te houden, een haven aan te leggen en tol te heffen op de rivier. Op die manier moet Ename de Ottoonse machtsbasis vormen bij de westelijke rijksgrens in de gouw Brabant (in zijn vroegmiddeleeuwse vorm, tussen Schelde en Dijle). Het vormt een tegengewicht voor het West-Frankische “bolwerk” Petegem, later Oudenaarde.
Vanaf ongeveer 1000 gaat Ename boomen. Onder Herman van Ename, zoon van Godfried en Mathilde, groeit het uit tot het centrum van een gelijknamig markgraafschap (mark betekent grens in dit verband) 70. Dit omvat het oude graafschap Biest (waarbij Ename de centrale rol van Velzeke overneemt) en het graafschap Chièvres ten zuiden ervan, tussen Schelde, Ronne, Dender en Haine (Hene). In hedendaagse geografische termen omvatte de mark Ename dus ongeveer de zuidelijke helft van Oost-Vlaanderen en de noordelijke helft van Henegouwen. Ename vormt het middenste markgraafschap langs de Schelde. Ten noorden ervan is er ook het markgraafschap Antwerpen (rond het latere Steen) en ten zuiden Valenciennes (Valencijn) 71.
De versterking in Ename heeft het karakter van een stenen castrum, met een indrukwekkende donjon (een versterkte woontoren) en een prestigieuze zaalbouw in Doornikse kalksteen 72. De donjon meet 27 x 10 m, met een funderingsbreedte tussen 3 en 4,4 m. Hij is één van de oudste in Europa. Alles staat op een houten raamwerk van boomstammen. De binnenruimte van het tweede gebouw beslaat 40 x 10 m, en omvat een woonkamer, de eigenlijke zaal (aula) en een kerk. Deze laatste is opgedragen aan O.-L.-Vrouw, en bemand door een kapittel van kannuniken 73. Net zoals in Petegem doet de aula dienst als plek voor bestuurlijk overleg, rechtspraak en officiële ontvangsten. Verder bevinden zich in de castrumzone ook nog een paar houten constructies. Een geschreven bron uit 2005 noemt Ename castrum munitissimum et sedes principalis ducatis regni Lotharici: zeer zwaar versterkte burcht en hoofdzetel van een hertogdom van het koninkrijk Lotharingen 74 .
In de schaduw van de burcht, op de rest van de ham, ontstaat een handelsnederzetting (portus) die zuidwaarts vermoedelijk al snel aansluiting vindt met het al vroeger bestaande agrarische gehucht (Opper-)Ename 75. De portus bestaat uit wooneilandjes, afgebakend door greppels waar men landbouwproducten verwerkt en allerlei ambachten bedrijft. De archeologen onderscheiden vier occupatiefasen 76. De groei is aanzienlijk, want binnen een paar decennia komen er twee portuskerken: St-Salvator op de ham, St-Laurentius op het hoogste punt van de windwal waarop de kern van de agrarische nederzetting is gelegen 77 .
De St-Laurentiuskerk staat nog steeds overeind als parochiekerk van het huidige Ename, en is een van de gaafst bewaarde vroeg-romaanse kerken van België 78. De keuze van St-Laurentius als patroonheilige verwijst naar de ideologie van de keizer: op 10 augustus 955, de feestdag van de heilige, werden de Magyaren aan de oostgrens van het rijk definitief verslagen door de keizerlijke legers 79. Een zelfde verband blijkt uit de architecturale vormgeving. De twee bouwlagen en de driedubbele arcade van het oostkoor refereren aan de Paltskapel in Aken en de smalle, hoge, rondbogige blindnissen verwijzen naar Ravenna, de ankerplaats van de Ottonen in Italië 80. Uitzonderlijk prestigieus is verder een begin 11e eeuws fresco van een Majestas Domini (Christus in majesteit) in de door de Ottoonse keizers geliefkoosde Byzantijnse stijl 81. Voor de ultramarijne kleur is gemalen lapis lazuli gebruikt, een zeer dure grondstof uit het Verre Oosten. In het tegenoverliggende westkoor is een muurschildering van een Byzantijnse Maria aangebracht, samen met een kleurrijk fragment dat Byzantijns zijdeweefsel imiteert. Dit is het werk van (Italiaanse ?) kunstenaars van topniveau, bekend met de Byzantijnse technieken.
Ename heeft op dat ogenblik dus vier kerken (de twee plus St-Vaast en O.-L.Vrouw), dat is evenveel als Gent op dat ogenblik en de beste indicatie voor de snelle groei en bloei van het stadje-in-wording 82.
Maar ondertussen heeft men op de linkeroever van de Schelde niet stilgezeten. Binnen de grenzen van het domein Petegem ontstaat ten laatste tegen 1030 op een oeverwal een nieuwe handelsnederzetting die de naam Oudenaarde krijgt (zie ook verder) 83. In dat jaar organiseert graaf Boudewijn IV van Vlaanderen er een prestigieuze bijeenkomst. Er moet dus infrastructuur aanwezig zijn die dat mogelijk maakt. De kern van de nederzetting zit rond de middeleeuwse Vismarkt, nu de Kleine Markt. Ten laatste in 1027 ontstaat er een nieuwe parochie, opgedragen aan St-Walburga. Hiervoor knipt men een honderdtal hectaren grond uit Bevere en Eine, de grens tussen beide lag waarschijnlijk ter hoogte van het huidige Tacambaroplein 84. De keuze voor Walburga wijst op invloed vanuit het Vlaamse grafelijke hof. Binnen een Scheldebocht en aan de landzijde afgesloten door een brede gracht (de Burgschelde) bouwt men een versterkte toren 85. De analogie met het ontstaan van Ename ongeveer een halve eeuw vroeger is opvallend: burcht in een Scheldebocht, markt, kerk…. 86. Kort daarna splitst men het domein Petegem op in drie heerlijkheden, toegewezen aan drie zonen van de heer van Petegem: Petegem, Oudenaarde en Eine (inclusief Heurne). De heer van Oudenaarde resideert in de zijn Oudenaardse versterking, de heer van Eine richt een nieuwe burcht op naast de kerk, ongeveer rechtover de kerk van (Neder-)ename 87. Ename en Oudenaarde zijn twee steden-in-wording op slechts drie kilometer van elkaar, maar elk op zijn Scheldeoever en binnen een andere politieke context. Zware concurrentie lijkt de vanzelfsprekendheid zelve 88.
Intussen is de situatie ook politiek-strategisch veranderd. In 1025 gaat Herman van Ename een rustige oude dag doorbrengen in de abdij van St-Vannes te Verdun waar hij vier jaar later ook sterft 89. Vanaf 1025 gaat de mark Ename over naar Hermans dochter Ida, gehuwd met Reinier V van Bergen. Deze installeert waarschijnlijk Reinier Langhals als kasteelheer, die zich in 1034 zwaar in de doeken laat doen. Er waren al een paar innamepogingen geweest, maar in dat jaar komt de Enaamse burcht door list of verraad (dezelfde geschreven bron van daarnet zegt fraudulenter) in Vlaamse handen 90. Is dit het gevolg van een reguliere Vlaamse invasie? Of heeft een bende ongeregeld krijgsvolk zich toegang verschaft tot scha en schande van de burchtheer en de verantwoordelijke markgraaf ? Ging het om boeren en/of handelaars van de overkant die zich door de Enaamse handel en tolrechten benadeeld wisten 91? De defensieve gracht en wal die archeologisch werd gedetecteerd rond de St-Salvatorkerk dateert vermoedelijk uit deze periode 92.
Van dan af lopen de interpretaties van de gebeurtenissen door de historici uiteen, en ze uit de doeken zou ons te ver leiden 93. Hoe dan ook, in 1047 is de politieke rol van Ename definitief uitgespeeld, daar is iedereen het over eens. Hoe precies is nog voorwerp van discussie, maar Boudewijn V lijft de noordelijke helft van de mark Ename, het oude graafschap Biest, in bij Vlaanderen. Het krijgt de naam Rijks-Vlaanderen, en binnen de bestuurlijke indeling van Vlaanderen wordt het onder de naam Land van Aalst de grootste kasselrij van het graafschap. Het zuidelijke deel, het oude graafschap Chièvres is vanaf 1047 een deel van Henegouwen. De graaf van Vlaanderen stelt de heren van Petegem, Oudenaarde en Eine aan als pares comitis, pairs of bers in het middelnederlands, gelijken van de graaf als beloning voor bewezen diensten 94. De handelaars verhuizen waarschijnlijk naar Oudenaarde, en Ename keert terug naar zijn oude rurale status. Oudenaarde groeit verder uit, en krijgt een paar decennia later Pamele als stedelijk spiegelbeeld op de andere oever 95.
Graaf Boudewijn V van Vlaanderen, “met de Baard” of “van Rijsel” genoemd is niet de eerste de beste 96. Ik sta er even bij stil omdat Ename zonder hem en zijn vrouw geen abdij zou hebben gehad. En zonder de abdij was er ook geen Bos t’Ename geweest, toch zeker niet met de omvang die het later zou krijgen. Vlaanderen staat hoe dan ook op het toppunt van zijn macht, en de graaf kan zonder verpinken zijn voet naast die van de Franse koning plaatsen. Boudewijn is trouwens gehuwd met Adela, dochter van koning Robert II de Vrome van Frankrijk. Ze staat bekend als een sterke persoonlijkheid en houdt zich uitdrukkelijk bezig met kerkelijke zaken 97. Zijn kinderen
weet hij zo uit te huwelijken dat hij banden smeedt met verschillende andere Europese machtigen. Hij dwingt Richildis, weduwe van graaf Herman van Henegouwen te trouwen met zijn zoon, de latere graaf Boudewijn VI. Zijn andere zoon Robrecht (later de Fries genoemd) huwt met Geertruide, weduwe van graaf Floris I van Holland. Met zijn dochter Mathilde zet hij de kroon op het werk (en op haar hoofd) door ze uit te huwelijken aan hertog Willem van Normandië, Willem de Veroveraar, koning van Engeland na de invasie ervan in 1066. Boudewijn zijn schoonvader is dus koning van Frankrijk en zijn schoonzoon is later koning van Engeland. Als markgraaf van Valenciennes is hij ook de opvolger van Arnulf van Valencijn, de schenker van Mater aan de St-Pietersabdij. Boudewijn is later in Vlaanderen lang “prins van het vaderland” genoemd.
In 1063 past hij een klassieke truc toe: hij demilitariseert de zone van het castrum definitief door er een benedictijnerabdij te stichten 98. Exact hetzelfde gebeurt één jaar later met de burcht van Siegburg bij Keulen 99. Je weet immers maar nooit of de zaken keren en een tegenstander daar opnieuw een burcht wil bouwen. Bovendien verleent zijn religieuze vrouw uitdrukkelijke steun 100. Na zijn dood zal ze zich als non terugtrekken in een andere abdij die ze heeft helpen stichten, de benedictinessenabdij van Mesen 101. Ook de heer van Oudenaarde speelt een rol bij de stichting, de graaf stelt hem aan tot ondervoogd en waarschuwt hem daar geen misbruik van te maken 102. Walbert, de eerste Enaamse abt komt over uit de St-Vaastabdij van Arras (Atrecht) 103. De monniken installeren zich aanvankelijk in de O.-L.-Vrouwekerk, maar een jaar later verhuizen ze al een paar honderden meters naar nieuwe gebouwen bij de St-Salvatorkerk. De capelle van Lothrijk (Lotharingen) komt dus leeg te staan, geraakt nog wel eens hersteld, vervalt en herinnert als ruine nog een paar eeuwen aan het verleden. Bij haar stichting ontvangt de abdij, opgedragen aan St-Salvator een dotatie van ongeveer 360 ha 104. Ik ga er straks verder op in want het Bos t’Ename komt in het vizier. Vanaf 1139 bouwt de gemeenschap een ruimer gebouwencomplex Vooral door schenkingen weet de abdij haar bezit stelselmatig uit te breiden. Tegen het einde van de 13e eeuw beslaat het meer dan 2500 ha, vooral in Vlaanderen en Henegouwen, maar ook wat in Brabant en Artois (Artesië). Dat maakt de abdij van Ename tot de betere middenklasse op Vlaamse schaal 105.
Uit de fase van burcht en handelsstadje blijft in Ename nog de St-Laurentiuskerk over, en de Feeste t’Ename, met als hoogtepunt de paardenmarkt op de maandag dichtst bij St-Laurentiusdag (10 augustus). De Schelde is tot niet zo lang geleden een mentale grens gebleven 106. Aan de overkant van de rivier te vrijen gaan was tot rond de tweede wereldoorlog een hachelijke onderneming. De kans dat je een knokploeg stond op te wachten bovenop de brug was niet denkbeeldig 107. Van 2004 tot 2009 ging er op de Schelde tijdens de Feeste t’Ename een jaarlijkse roeiregatta door tussen teams van Ename en Eine, met herkansing op de Einse kermis. De eerste editie haalde zelfs het VRT-journaal, waarbij verwezen werd naar de historische rivaliteit tussen beide oevers 108. De ploegen (waaronder mijn oudste zoon) oefenden op leven en dood onder professionele begeleiding de hele lente en zomer door op de Gentse Watersportbaan. Op de wedstrijddagen liepen beide dorpen grotendeels leeg naar de Scheldeoever, waar iedereen zich schor schreeuwde om de ploegen aan te moedigen, elk op zijn eigen kant. Omdat Ename bijna steeds won, weerklonk van onze oever meestal luidkeels de meezinger “t Is stil aan de overkant” na de finish. De middeleeuwen waren gewroken, maar na de wedstrijd trokken we de Schelde over en gingen bij elkaar op kroegentocht om te verbroederen.
Binnen de grenzen van Ename en Nederename moet ik nog even stilstaan bij drie sites met walgracht die een rol spelen in de ontginning van de omgeving van het Bos t’Ename. Zoals het Hof t’Oossche aansluit bij de noordelijke bosrand en het Goed te Boeverije bij de oostelijke sluit het Hof te Walle aan bij de zuidelijke, bij het gebiedsdeel dat om die reden de naam Wallebos draagt 109 . Het ligt nog net op Enaams grondgebied bij de grens met Volkegem. Een oorkonde uit 1224 maakt er voor het eerst melding van 110. In 1278 verkoopt Simon De Vos, een burger van Pamele, Te Walle aan de abdij van Ename. De heer van Pamele-Oudenaarde van wie hij het in leen houdt stemt daar mee in 111. De abdij heeft de boerderij op een niet nader gekend moment verplaatst tot net buiten de brede walgracht, op het grondgebied van Volkegem. Ze staat vanaf dan bekend als het Hof te Nederwalle 112. Binnen de wal komt er een lusthof voor de abt in de plaats, dat men later Torreke te Walle noemt omdat er een torentje op staat 113. Het valt niet uit te sluiten dat de naam verwijst naar een oude wal die voorafgaat aan het hof, maar vermoedelijk refereert hij gewoon naar de wal opgeworpen bij de vestiging zelf. Te Walle is een veel voorkomende naam voor sites met walgracht in Vlaanderen.
Verder zijn er op Nederenaams grondgebied ook nog het Hof te Rijt en het Hof te Bellebroek 114. Het Oude Hof te Rijt staat schuin tegenover het Nieuw (en huidig) Hof, aan de overkant van de straat die op deze plaats eigenlijk een driesrestant is 115. Het is eigendom van de Abdij van Ename, een stuk van het einde van de 13e eeuw vermeldt het voor het eerst als le court de baseham 116. Het hof ligt bij de centrale Enaams-Nederenaamse drainagegracht die in de middeleeuwen Rijt werd genoemd (zie verder). Vanaf 1360 verschijnt het hof als Hof te Rijt in de bronnen 117. Na brandstichting en plundering in de geuzentijd werd de omwalde site verlaten en wat verderop heropgebouwd. Het Hof te Bellebroek, voor het eerst vermeld in 1386, ligt eveneens bij de Rijt 118. “Bellebroek” betekent een omheind broek met een balie (zie ook verder) 119. Het huidige hof dateert als gebouwencomplex van eind 16e begin 17e eeuw, wat laat vermoeden dat ook deze moated site na de godsdiensttroebelen is herrezen in een nieuwe vorm 120.