Bijlage 12: Geschiedenis van het natuurreservaat en Werkgroep Bos t’Ename 1992-2019

Sinds de opstart van het natuurreservaat en de Werkgroep Bos t’Ename is het gebied voor een groot deel van aanschijn veranderd. De zorg voor erfgoed is nu de drijvende bekommernis en kracht. Landbouw, veeteelt en jacht, de vroegere determinanten, zijn vandaag nog steeds aanwezig maar van sekundair belang. Erfgoedgerichte educatie-en-recreatie heeft uitdrukkelijk zijn plaats opgeëist. Deze hele omslag lijkt een succesverhaal. Hoe is dat gegaan? Wat zijn daarbij de succesfaktoren? 

Om die vragen te kunnen beantwoorden stop ik met de chronologische afwikkeling van het verhaal en ga over op een thematische aanpak. Die moet een duidelijker en coherenter beeld opleveren en de grote lijnen meer benadrukken. Ik wil het achtereenvolgens hebben over grondaankoop, beschermingsstatuten, de beheersvisie, inrichting, massale plantacties, het beheer in de praktijk, natuurstudie, monitoring, natuureducatie en natuurgerichte recreatie, bedreigingen in de privé-delen, ledenwerking en draagvlak.

Grondaankoop

In een land waarin privé-eigendom heilig is beschouwt de natuurbehoudsbeweging aankoop van gronden door de overheid of door erkende terreinbeherende verenigingen als het meest probate middel om erfgoed veilig te stellen. Van bij de start van het natuurreservaat grijpt de Werkgroep dan ook alle kansen aan om gronden te laten verwerven door De Wielewaal.  Na de eerste aankopen in 1992 (1,2 ha) en 1993 (11,1 ha) volgen er tot 1998 vier uitbreidingen: 10,1 ha in 1994, 3,8 ha in 1995), 2,9 ha in 1997, 1,7 ha in 1998. Binnen de aankoopopties van 1994 en 1998 nemen drie pachters hun recht van voorkoop op zodat niet de volledige eigendom naar De Wielewaal overgaat. Er is ook een aankoop gepland in 1996, meer bepaald van 5 ha, maar de afgesproken som overstijgt op dat ogenblik  de financiële mogelijkheden van de vereniging. AMINAL Afdeling Natuur van de Vlaamse Overheid neemt om die reden de optie over. In aansluiting hierop onderneemt die administratie in 1997 ook een derde aankooppoging voor het aanpalende Wallebos, eigendom van Philippe Gevaert, maar de concrete onderhandelingen met het Comité tot Aankoop draaien op niets uit. 

Ondertussen heeft de stad Oudenaarde in 1993 onder impuls van schepen Wim Merchie haar plannen ontvouwd om in de leemgroeve van Volkegem een nieuw bos te realiseren in aansluiting op het Bos t’Ename s.s. De leemgroeve is inmiddels al flink uitgebreid (zie verder). Stadsbossen maken in die periode opgang als nieuw concept. Bovendien hypothekeert verdere nitraataanrijking op de opnieuw in landbouwgebruik genomen afgegraven gronden de drinkwaterkwaliteit van de onderliggende bronnen van de Riedekensbeek. De Stedelijke Waterdienst capteert die nog steeds. In 1994 koopt de stad 9 ha afgewerkte leemgroeve aan waardoor de Werkgroep haar als derde partner verwelkomt in de aankoop van het gebied. In 1996 wijzen we een aanbod voor de aankoop van 1,7 ha weiland in Volkegem af omdat de ligging ervan op dat ogenblik nog te ver van ons bed is, achteraf bekeken ten onrechte. In afspraak met de Werkgroep koopt Rudy Carbonelle het aan, de plaatselijke jager die het ook bebost volgens ons advies. Het is het begin van een waardevolle samenwerking met een vierde aankooppartner.

In 1999 is het duidelijk dat zich niet direct nog veel reservaatuitbreiding aandient, tenzij Daniël bereid is om zijn groot eigendomsblok te verkopen en/of een nieuwe poging voor de eigendom van Philippe Gevaert wel positief uitdraait. Uiteraard moeten we ook de nodige fondsen vinden om dergelijke grote aankopen van vele tientallen hectaren te financieren. De subsidies van de Vlaamse Overheid en de provincie Oost-Vlaanderen liggen min of meer vast maar de restfinanciering blijft enorm. Verschillende andere gemeenten in de Vlaamse Ardennen springen ondertussen financieel bij in de aankoop van natuurreservaat. De Stad Oudenaarde weigert dat evenwel principieel onder druk van de landbouwsector. Een bezoek van burgemeester, schepen van Milieu en vertegenwoordigers van de oppositie aan het gebied draait er in 1993 op uit dat de stad naast de eigen aankoop van gronden enkel logistieke steun verleent aan het project. De financiële steun voor de grondaankopen van het WWF is erg welkom maar alleen daarmee en met kleinere bijdragen van particulieren en bedrijven redden we het niet. 

LIFE is life

Aftastende gesprekken met de gebroeders Gevaert leren dat er principiële verkoopsbereidheid is onder voorwaarde van een goede, marktconforme verkoopsprijs. De enige min of meer realistische piste om de tweede voorwaarde in te vullen is een LIFE-Natuur-project. Dat is een financieringsinstrument van de Europese Commissie 1. Het is erop gericht om de ecologische kwaliteit te verbeteren van de gebieden die deel uitmaken van het NATURA2000-netwerk, de zogenaamde Speciale Beschermingszones (SBZ’s) die vallen onder de vogel- en/of habitatrichtlijn. Het Bos t’Ename behoort daartoe sinds 1996 (zie verder). Hierdoor kunnen we in principe een voorstel indienen voor een totaalproject, waarin allerlei maatregelen zijn opgenomen inclusief de aankoop van de gronden die voor de uitvoering van die maatregelen nodig zijn. 

Dat klinkt mooi maar zo’n project rond krijgen is sneller gezegd dan gedaan. We hebben een NGO nodig die als indiener/trekker van het project de nodige internationale credibiliteit geniet bij de EU. Gelukkig vinden we al snel het WWF bereid om dat te doen. Omdat de EU hoe dan ook maar een bepaald percentage van de kost voor zijn rekening neemt moeten andere partners bereid zijn in te stappen. Uiteindelijk zeggen naast het WWF ook De Wielewaal, AMINAL Afdeling Natuur, het Regionaal Landschap Vlaamse Ardennen en de KULeuven toe. We werken een evenwichtig maatregelenpakket uit met een sluitend financieel plaatje, uit te voeren op een termijn van 55 maanden 2. Om het dossier wat meer gewicht te geven nemen we niet enkel acties op in het Bos t’Ename maar ook in de bossen van Everbeek. Om die reden noemen we het project LIFE-Vlaamse Ardennen.

Op 31 januari 1999 dient WWF het projectvoorstel in, maar op 26 maart 1999 keurt de Europese Commissie het voorlopig af op grond van een advies van een Duitse deskundige die ter plaatse is geweest. De contacten met de Commissie verlopen niet rechtstreeks maar zijn enkel enkel via het intermediair bureau Ecosystems mogelijk. Het  duurt even vooraleer we er zicht op krijgen wat precies het probleem is. Blijkt dat de Duitser, wonend in de Brusselse rand, het in het Bos t’Ename voorkomende habitattype hyacintenbos enkel kent uit het Hallerbos. Hij gaat er bijgevolg van uit dat dit type typisch is voor hooghout zoals daar, en niet voor voormalig middelhout met een goed ontwikkelde struiklaag zoals in sommige delen van het Bos t’Ename. Uiteindelijk slagen we erin om contact te krijgen  via een telefoonconferentie, waarin Martin Hermy hem als expert probeert te overtuigen van het tegendeel. Een gezamenlijk terreinbezoek met Ecosystems brengt ook zoden aan de dijk.

We werken een aangepast projectvoorstel uit waarin op aanraden van Ecosystems ook het Raspaillebos wordt opgenomen. Ook de stad participeert met het oog op verdere aankoop van gronden in de leemgroeve in Volkegem. Op 2 april 2000 maakt WWF het nieuwe projectvoorstel over. Er volgt nog een evaluatieprocedure waarbij we bijkomend allerlei vragen en problemen opvangen. Uiteindelijk keurt de Europese Commissie op 5 juli 2001 het project goed met uitzondering van de aankoop door de stad in de leemgroeve omdat die op dat ogenblik nog geen SBZ is 3. Het budget dat het project voorziet bedraagt 2.837.738 euro, waarvan 1.126.582 euro betaald door de Europese Commissie. Het project start op 1 oktober 2001 en loopt tot 31 december 2006. Veerle Dossche van het WWF is projectverantwoordelijke en Jean de La Fonteyne wordt aangeworven als projectcoördinator op het terrein. 

Op 15 november 2001 bereikt De Wielewaal een verkoopsovereenkomst met Daniël Gevaert. Deze omvat zijn volledige eigendom in het Grotenbos (59 ha, 28 ha bos en 31 ha weiland en akkerland) inclusief zijn loods en het boswachtershuis, en 11 ha in de leemgroeve van Volkegem in de plaats van de stad Oudenaarde. Er volgt een persconferentie voor deze naar Vlaamse normen mega-aankoop, en op 15 december komen de handtekeningen onder de akte. De Wielewaal is dan net één week eerder met Natuurreservaten gefuseerd tot Natuurpunt 4. De weduwe van boswachter Palmer krijgt een levenslang recht op bewoning. Eind 2002 komt de loods vrij van gebruik, evenals een aantal gronden met contractteelt. Naast de in het LIFE-project voorziene financiering draagt de Provincie Oost-Vlaanderen éénmalig bij vanuit haar budget voor monumentenzorg en cultuurpatrimonium omdat het bos deel uitmaakt van het ENAME974-project rond de globaliteit van het Enaamse erfgoed (zie verder).

De aankoop van de eigendom van Philippe Gevaert in en rond het Wallebos (15 ha bos en 19 ha weiland en akkerland) heeft meer voeten in de aarde, maar uiteindelijk is de vierde keer de goede keer. In januari 2006 bereikt het Agentschap Natuur en Bos (de opvolger van Afdeling Natuur en Afdeling Bos & Groen) een verkoopsovereenkomst, een paar weken later omgezet in de verkoopsakte. De medaille heeft een keerzijde. De 19 ha weiland en akkerland zitten in wettelijke landbouwpacht en blijven tot vandaag in intensief landbouwgebruik met alle gevolgen vandien (zie verder). In afspraak met de pachter realiseren we vanaf 2009 wel al een aantal maatregelen op het terrein. Zo planten we een aanzienlijke lengte nieuwe houtkanten, sluit eigenaar ANB gedurende een aantal jaren een gebruiksovereenkomst af voor akkerrandenbeheer en kunnen we in 2017 een kleine zone bebossen. Tussen Natuurpunt en het Agentschap Natuur en Bos is al in 2006 afgesproken om het beheer van het Wallebos aan Natuurpunt over te dragen. Het is zinvoller, efficiënter en kostenbesparend om één partner het voortouw te laten nemen binnen een samenhangend gebied zoals het Bos t’Ename. Tot nu staan er evenwel financiële bezwaren in de weg om deze afspraak ook concreet uit te voeren.

In 2004 en 2006 realiseert Natuurpunt nog twee andere kleinere aankopen, telkens van ongeveer een hectare. Er blijft nog wat LIFE-budget over maar een gerichte campagne naar andere eigenaars toe levert geen nieuwe aankopen meer op. Maar de totale uitbreiding van het natuurreservaat tijdens en dankzij LIFE bedraagt 96 ha. We zetten dus een enorme stap vooruit. In 2007-2008 selecteert de Europese Commissie het project LIFE- Vlaamse Ardennen als één van de 26 beste LIFE-Natuur-projecten die sinds de start van het programma in Europa zijn uitgevoerd 5. Met “beste” bedoelt ze dat er een maximaal resultaat is bereikt met de ter beschikking gestelde middelen.

Naast en na LIFE

In 2003 verwerft de Vlaamse Landmaatschappij in het kader van het recht op voorkoop Natuur het hellinggrasland horend bij herberg Het Schuifelbeen na de sluiting ervan. De VLM draagt het over aan Natuurpunt. We krijgen de kans om ook ons stamcafé zelf te verwerven, iets wat om emotionionele redenen zeer verleidelijk is. Maar uiteindelijk beslissen we dat niet te doen. Een meer rationele afweging leert ons dat een café onderhouden en uitbaten, al was het maar in het weekend, misschien wel past in onze sociale rol maar toch wat veel is voor de Werkgroep. In 2004 koopt Rudy Carbonelle opnieuw 2 ha grasland aan in de vallei van de Riedekensbeek om het vervolgens te bebossen. In 2008 sluit de stad een overeenkomst met ontginner Demets in de leemgroeve van Volkegem om telkens er een ontginningsfase is afgewerkt die te verwerven en bebossen. Ze koopt een eerste blok van 4 ha aan. 

Met de aankopen van Natuurpunt vlot het na LIFE minder. Wat rest gaat vooral om relatief kleine percelen waarvoor hobbylandbouwers en paardenliefhebbers bereid zijn het dubbele of meer te betalen dan de objectieve waarde. Dit fenomeen steekt overal in het randverstedelijkte Vlaanderen de kop op 6. In 2004, 2006, 2012 en 2014 kunnen we toch nog telkens een perceel aankopen van 0,5 tot 1 ha. Herhaaldelijke pogingen om een eigendomsblok van ongeveer 7 ha aan te kopen ten noorden van de spoorweg lopen op niets uit. In 2018 vormt de stad Oudenaarde het voormalige voetbalveld van F.C. Nederename om tot grond voor boscompensatie. In 2019 tenslotte sluit Natuurpunt een huurcontract af voor een mooi helling- en kwelgrasland van 2,2 ha dat de eigenaars al sinds 1993 volgens ons advies beheren.

Beschermingsstatuten

Grote delen van het Bos t’Ename zijn veiliggesteld door ze aan te kopen, maar dat is niet de enige vorm van bescherming. Wat dat betreft zijn juridische maatregelen even belangrijk. Dat kan via drie beleidssectoren: via ruimtelijke ordening, natuur en bos en onroerend erfgoed. Ook op dat vlak is er heel wat gebeurd. Binnen de ruimtelijke ordening komt er een gewestplanwijziging op 29 oktober 1999 waarin expliciete doelstellingen voor het Bos t’Ename zijn opgenomen 7. Men maakt die ook waar. De bospercelen binnen het Bos t’Ename s.s. kleurt men in als natuurreservaat. De rest van het gebied staat nu hoofdzakelijk als natuur- en bosgebied op de kaart, met uitzondering van een beperkt aantal randzones vallei- en brongebied of landschappelijk waardevol landbouwgebied. Enkel de kleine zone tussen de Middelgracht en de bebouwing van Nederename is nu nog landbouwgebied zonder meer. De leemgroeve in Volkegem krijgt conform met de plannen van de stad en onze vraag bosgebied als nabestemming in plaats van landbouwgebied. De reservatiestrook voor de oostelijke ringweg rond Oudenaarde verdwijnt van het plan.

In 2003 doen we voorstellen voor twee kleine zogenaamde “groene RUP’s” (Ruimtelijke Uitvoerings Plannen), met name om in de zone ten noorden van de spoorweg en langs de Riedekensbeek ter hoogte van de Wolvenberg ook natuurgebied te voorzien. De administratie pikt het tweede voorstel op maar het strandt uiteindelijk op het politieke niveau. In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen bakent men in 2009 gebieden af waar een nieuw RUP het oude gewestplan moet vervangen. Dat gaat gepaard met een overleg tussen alle partners in het buitengebied, op de eerste plaats de sectoren natuur, landbouw en erfgoed. Men gaat akkoord dat natuur en erfgoed de hoofdfunctie moeten vormen in het ganse gebied van het Bos t’Ename 8. Bovendien moet er ecologisch goed functionerend verwevingsgebied komen tussen het Bos t’Ename en het Kezelfort (het voormalige Edelarebos) en moet ook de verbinding met de vallei van de Osebeek ter hoogte van de Osemolen verzekerd zijn (zie ook verder). Voor het het Bos t’Ename en omgeving moet er nog steeds zo’n RUP gemaakt worden dat die doelstellingen planologisch invult.

Binnen de natuurbehoudswetgeving gebeurt er ook één en ander. De zware maatschappelijke discussie rond de Groene Hoofdstructuur draait in 1993-1995 op niets uit. Hoewel die ook in de Vlaamse Ardennen tot tumult leidt blijft het jonge reservaat er van gespaard. Bij mij vliegen er geen bakstenen door de ramen zoals bij sommige collega’s-conservator. Dan doet het Europese niveau het beter dan het Vlaamse. Zoals ik al zei maakt het Bos t’Ename sinds 1996 als habitatrichtlijngebied deel uit van het NATURA200O-netwerk van de Europese Unie 9. De reden waarom Vlaanderen via het Belgisch niveau het gebied begin 1994 aanmeldt is de aanwezigheid van twee boshabitats die de Europese Unie beschermt. Het gaat om (ik vereenvoudig het vegetatiekundige jargon)  goed ontwikkeld valleibos met Es en Zwarte els (91E0) en Beukenbos met Wilde hyacint (9130). Bijkomende reden voor aanmelding vormen de aanwezigheid van kalktufbronnen (7220, zie verder) en Kamsalamander, een prioritaire aandachtssoort voor Europa. In 2001 breidt de Vlaamse Regering de aanmelding uit waardoor nu het ganse Bos t’Ename s.l. SBZ wordt, met uitzondering van de kleine zone gewoon agrarisch gebied van hierboven en de delen van de leemgroeve in Volkegem die op dat ogenblik nog niet zijn afgegraven. 

De overheden moeten er volgens de Europese wetgeving (richtlijn 92/43/EEG) voor zorgen dat de habitats en soorten die in het gebied zijn aangemeld in een “gunstige staat van instandhouding” blijven of komen. In 2015 formuleert de Vlaamse Regering instandhoudingsdoelstellingen (IHD) waarbij ze voor het gebied van het Bos t’Ename s.l. 243 ha bos voorziet, beduidend meer dan de 210 ha die de gebiedsvisie vooropstelt (zie verder). Het agentschap Onroerend Erfgoed komt in 2016 tot de conclusie dat bebossing in zes zones niet verenigbaar is met het behoud van het esthetisch en cultuurhistorisch waardevol landschap. Om die reden zwakt de Vlaamse Regering de bosuitbreidingsambitie met 20 ha af. 

Het gebied krijgt ook bescherming volgens de natuur- en boswetgeving op Vlaams niveau. In januari 1995 vraagt De Wielewaal de erkenning als natuurreservaat aan en op 20 maart 1996 is dat een juridisch feit. Er volgen in de loop van de jaren verschillende uitbreidingen parallel met verdere aankopen. Sinds 18 juli 2003 maakt het Bos t’Ename ook deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), grotendeels als Grote Eenheid Natuur (GEN), een klein deel tussen Wallebos en Torreke te Walle als Grote Eenheid Natuur in Ontwikkeling (GENO) 10. Naast een aantal beschermingsmaatregelen geldt in het VEN ook een recht van voorkoop voor de Vlaamse Overheid, uitgeoefend door de Vlaamse Landmaatschappij (VLM).

Ook onder de erfgoedwetgeving verandert er nog wat. Op 8 juni 1995 beschermt minister Sauwens de as Zwijndries-Kattenberg als monument als onderdeel van een pakket kasseiwegen in de Vlaamse Ardennen 11. In 2001 neemt de Landschapsatlas een zogenaamde ankerplaats op die het Bos t’Ename zonder de leemgroeve, delen van de dorpskernen van Ename en Volkegem, de archeologische site van Ename en de omgeving van de Osemolen omvat 12. Hiermee benadrukt de atlas de ruimtelijke en cultuurhistorische samenhang ervan. Deze ankerplaats wacht nog op vaststelling in de erfgoedinventaris en omzetting ervan via bovenvermeld RUP tot een erfgoedlandschap. Vanaf dan biedt het statuut ook weer bijkomende bescherming.

De eerste beheersvisie

In februari 1994 zetten de drie auteurs van Bossen van Vlaanderen een beheersvisie voor het gebied op papier, op dat ogenblik nog beperkt tot het Bos t’Ename s.s. (181 ha) 13. De ambities zijn nog relatief beperkt omdat de reservaatoppervlakte op dat ogenblik nog maar 12 ha bedraagt, en het de bedoeling is om één en ander ook met de privé-eigenaars te kunnen verwezenlijken. Toch zijn de krachtlijnen van de huidige visie al aanwezig en uitgewerkt, meer bepaald wat het beheer van de op dat ogenblik bestaande bosoppervlakte betreft.

De nota voorziet in twee inhoudelijke bosbeheersopties: zogenaamd natuurbos (30,6 ha) en hakhout- en middelhout (12,5 ha). In natuurbos grijpt de mens in principe niet meer in, tenzij in privé-bos. Daar kan de eigenaar nog kaprijpe bomen op individuele basis vellen, zolang dat maar beperkt is en hij alle ziek en dood hout op stam laat. Waar de hakhoutlaag nog florissant is en men niet al te zwaar moet kappen in de gemengde boomlaag om genoeg licht door te laten voor het hakhout, kiest de visie voor herstel van het middelhoutbeheer. In de praktijk betekent dat vooral in de percelen waar de oorspronkelijk gemengde boomlaag vervangen is door (bijna) homogene populierenaanplanting. Waar geen van beide inhoudelijke opties onmiddellijk in te vullen zijn, kiest men best voor overgangsbeheer (15,4 ha). Dit veronderstelt een omvorming, vooral van homogeen populierenbos naar gemengd loofbos, actief door te kappen of passief door spontane evolutie. De keuze voor natuurbos is op dat ogenblik bon ton in het natuurbehoud in Vlaanderen en Nederland. Die voor middelhout is dat allesbehalve en ronduit vernieuwend, hoewel ruim gepropageerd in Engeland. De voorgestelde visie gaat er van uit dat beide opties waardevol zijn en dat het Bos tr’Ename groot genoeg is om ze naast elkaar bestaansrecht te geven.

De visie voorziet in 18 ha bosuitbreiding om de ruimtelijke continuiteit tussen de verschillende bosdelen te herstellen door gaten op te vullen en smalle verbindingen robuuster te maken. De doelstelling is vrij beperkt maar hopelijk realiseerbaar met de privé-eigenaars. Aansluitend bij natuurbos staat verbossing (spontane bosvorming) voorop, bij middelhout en overgangsbeheer bebossing door aanplanting. Het bos moet verder 7,3 ha aandikken door rondom een zone van 10 m vrij te laten voor spontane mantel- en zoomvorming. Het onderzoek heeft immers uitgewezen dat de bosrand als gevolg van een halve eeuw intensieve landbouw messcherp is geworden. Dat heeft zware gevolgen gehad voor de flora en vermoedelijk ook de fauna (zie verder). Op die manier is het perspectief een meer aanééngesloten, robuuster en natuurlijker Bos t’Ename s.s. van ongeveer 85 ha. 

Voor de omgeving van dat bos kiest de visie voor twee pistes: half-intensief weiland (46,8 ha) en extensief weiland (45,4 ha). Half-intensief weiland is aangewezen in zones met veel KLE’s, en is mede ingegeven door esthetische en cultuurhistorische motieven. Terugschroeven van de bemesting en onderhoud van de KLE’s is cruciaal, maar er dienen zich dan nieuwe mogelijkheden aan, onder meer beheersovereenkomsten voor botanisch beheer en subsidies in het kader van een landschapsbeheersplan. Extensief weiland veronderstelt grotere blokken van 6 tot 16 ha in zones met weinig of geen KLE’s, weinig of geen bemesting en een veebezetting van maximaal één grootvee-eenheid per 3 ha. De visie pleit voor het inzetten van jaarlingen van het Oostvlaams Roodbont runderras in combinatie met paarden of ponies. De keuze voor dit runderras is ingegeven door lokale boeren en verstevigt zo het draagvlak maar gaat ook om het behoud van levend erfgoed. Extensieve begrazing moet kunnen leiden tot een vleksgewijs patroon van grasland en struweel zoals in een Engels parklandschap, in het Bos t’Ename refererend aan de wastines van vroegere tijden. Het bos kent als het ware een verlengde in de houtige begroeiing van de KLE’s in het half-intensief weiland en van struweel in het extensief weiland. Verder is er in de beheersvisie ook wat ruimte voorzien voor een paar ecologisch beheerde akkertjes (4,10 ha) en een paar percelen hooiland (1,3 ha). 

Ze bevestigt de mogelijkheid om Reeën te herintroduceren als remedie tegen de voortschrijdende verbraming, een andere conclusie uit het onderzoek. De aanleg van verkeersdrempels op de Braambrugstraat is op dat ogenblik al toegezegd door de stad. Bovendien vermeldt de nota ook de potentiële herintroductie van in het gebied uitgestorven soorten zoals Vuursalamander en Rivierdonderpad, onder meer op voorwaarde dat de oorzaken van uitsterven zijn weggenomen.

Het erkenningsdossier van het natuurreservaat neemt deze visie over en we voeren ze ook uit op het terrein. Buiten het aangroeiende natuurreservaat propageren we ze bij de privé-eigenaars, onder meer via een ontwerp van wettelijk voorzien bosbeheersplan in juni 1994, maar de gebroeders Gevaert happen niet toe 14. Ik ga ze ook uitleggen op het bestuur van De Wielewaal Schelde-Leie in 1994 en op een info-avond in de parochiezaal van Ename in 1997.

In 1994 maakt de Dienst Groen van de Vlaamse Overheid een beplantingsplan op voor het nieuwe stadsbos in de leemgroeve van Volkegem. Het concept is dat van een park, met grote massieven exoten en frequent gemaaide gazons. Als reactie hierop maken het Bestuur Monumenten en Landschappen (BML) en het Instituut voor Natuurbehoud (IN) een alternatief voorstel dat uitgaat van de potenties voor natuurontwikkeling die de afgegraven, nutriëntenarme en plaatselijk kalkrijke leembodem biedt 15. Het duurt tot 1999 vooraleer schepen Merchie bij alle betrokken partijen ons voorstel van compromis doordrukt dat afziet van het terug opbrengen van de oorspronkelijke teeltlaag en een verhouding van 60 % bebossing en 40 % spontane ontwikkeling vooropstelt. Zowel de stad als later Natuurpunt hebben zich elk op hun deel van de groeve aan deze afspraken gehouden, weze het met iets meer bebossing op de stadsgronden en iets meer spontane ontwikkeling op de gronden van Natuurpunt. Op de gronden van de stad starten de aanplantingen in de winter 2001-2002.

Een hoger schaalniveau geeft andere mogelijkheden

In de loop van de gesprekken voor de opmaak van een aangepast dossier vraagt de Europese Commissie uitdrukkelijk om een beheersvisie voor het gebied op te maken, en dat als actie op te nemen in het LIFE-voorstel. De oude versie uit 1994 gaat nog uit van een gecompartimenteerd patroonbeheer. Door de aankoop van de eigendom van Daniël Gevaert via LIFE komt er in 2002 in één klap 71 ha reservaat bij waar we een optimaal erfgoedbeheer kunnen op uitrollen. Er zijn nu vormen van procesbeheer mogelijk op een totaal andere schaal dan voorheen. De discussie over patroonbeheer versus procesbeheer woedt op dat ogenblik volop binnen de wereld van de natuurbeheerders. Patroonbeheer is in wezen het verderzetten van oude land- en bosbeheerspraktijken binnen een landschap verdeeld in compartimenten, duidelijk afgebakende percelen. Bij procesbeheer krijgen spontane processen zoals nietsdoen of extensieve begrazing alle ruimte over de grenzen van de historisch gegroeide percelen heen. 

Ter voorbereiding van dergelijke fundamentele keuzes gaan we onder de vleugels van LIFE met een ruime groep betrokkenen op werkbezoek. Er is immers nog maar weinig ervaring met procesbeheer in gebieden op zware bodems zoals op klei of in de lössbelt, enkel op zand en binnen de grote riviervalleien. De keuze is dus beperkt en valt op twee gebieden in Zuid-Limburg: het Beneden-Geuldal in Nederland in juni 2001 en Altenbroek in Voeren in april 2002. De ervaring daar versterkt de overtuiging dat er in het Bos t’Ename ruimte is voor zowel patroon- als procesbeheer, en dat extensieve jaarrondbegrazing ook in grote delen van het Bos t’Ename een realistische piste is. Maar in een volledige landschapsdoorsnede, met andere woorden in een grote zone die ook bos omvat? 

In november 2001 organiseren we in Ename een workshop in de zaal van een plaatselijk café waar het puikje van de Vlaamse specialisten in bosbeheer en extensieve begrazing op uitgenodigd is 16. Meer dan 30 mensen nemen deel en kiezen voor één van de voorgelegde scenario’s. Dat voorziet in één groot extensief jaarrondbegrazingsblok van ongeveer 62,5 ha. Het blok omvat ook delen van het bos, zowel van nietsdoenbos als van middelhout. Andere delen blijven onbegraasd zodat we de evolutie in beide beheersvormen kunnen opvolgen en met elkaar vergelijken. We kiezen voor zowel runderen (Oostvlaams Roodbonte) als paarden (koniks) omwille van hun aanvullend graasgedrag, maar er is enkel bij de runderen ruimte voor populatieopbouw. Paarden mogen zich pas voortplanten als het begrazingsblok in de toekomst aanzienlijk kan uitbreiden, dus kunnen we voorlopig best werken met een klein hengstengroepje. Om Braambrugstraat en Katteberg voor het vee passeerbaar te maken is er respectievelijk een veeoversteekplaats en een vee- en voetgangerstunnel nodig. De stad gaat akkoord met de eerste optie en de plaatsing van veeroosters kunnen we realiseren als actie in het LIFE-dossier. Een tunnel onder de Katteberg kan als ontsnipperingsmaatregel van het Agentschap Wegen en Verkeer (de Katteberg is een gewestweg) zijn plek vinden in een natuurinrichtingsproject (NI) op Vlaams niveau (zie verder). 

De nieuwe beheersvisie

In december 2003 vraagt de Europese Commissie om een eerste versie van beheersvisie uit te breiden tot het volledige SBZ dat nu ook de vallei van de Riedekensbeek en de leemgroeve in Volkegem omvat. In juni 2004 maken we de definitieve versie over 17. Ze neemt in grote lijnen de bosbeheersopties uit de oude visie van 1994 over, namelijk nietdoenbos, middelhout, overgangsbeheer en mantel-en zoombeheer, maar met een gedeeltelijke overlay van extensieve jaarrondbegrazing. Eén grootvee-eenheid per 2,5 ha begraasbare oppervlakte met een verhouding runderen/paarden van 3/1 lijkt wenselijk als startpositie. Bovenop de 75,6 ha bos en wastine die op dat ogenblik binnen het Bos t’Ename al aanwezig is zet de visie 135,3 ha bos- en wastineuitbreiding voorop. Die gebeurt grotendeels via spontane bosvorming maar in Volkegem en plaatselijk om sociale redenen ook nog via aanplanting. In de leemgroeve van Volkegem stelt de visie een kleiner begrazingsblok voor dat de delen met spontane ontwikkeling en het oudst ontgonnen deel achter de oude steenbakkerij moet insluiten. Een verhouding 70/30 tussen gesloten en open delen zou op de schaal van de volledige bos- en wastineoppervlakte mooi zijn, maar daar is een lang proces voor nodig waarvan de uitkomst niet van meet af aan vastligt. Begrazing kan daar wel wat in sturen maar uiteindelijk is het toch de natuur die het van de mens overneemt.

Globaal gezien ontstaat er zo een perspectief op een Bos t’Ename s.l. dat twee bossen omvat. Van de 60 ha bij de start van het reservaatproject groeit het Bos t’Ename s.s. uit tot een volledig aaneengesloten bos- en wastinecomplex van 155 ha. Het grotendeels nieuwe Volkegembos is gestart met 6 ha privé-bosjes in de vallei van de Riedekensbeek en 5 ha wastine in het oudste deel van de groeve. Het groeit aan tot een continu bos- en wastinecomplex van 55 ha aan beide zijden van de Steenbergstraat. Samen nemen de twee bossen 210 van het 280 grote visiegebied in, of drie vierden.

Voor het grootste deel van resterende kwart, in totaal 60,1 ha tussen en aansluitend bij de twee bossen, stelt de visie behoud en versterking van het bocagelandschap voorop. Het gaat in grote lijnen om dezelfde zones als in de oude visie, meer bepaald tussen de bebouwing van Ename-Nederename en het Grotenbos, ten oosten van het Grotenbos op de Boskant en tussen Wallebos en Volkegembos, rond Wolvenberg en Volkegemberg. Deze keuze is ingegeven door esthetische en cultuurhistorische, maar ook door ecologische beweegredenen. Het kleinschalige cultuurlandschap herbergt namelijk ten dele een specifieke biodiversiteit, hoewel in waarde afnemend als gevolg van het almaar intensiever wordend landbouwgebruik (zie verder). Extensivering van het grasland en herstel en achterstallig beheer van het netwerk aan houtige KLE’s kan daar soelaas bieden. De bocage rond Wolvenberg en Volkegemberg moet functioneren als verbinding tussen beide bossen samen met de stapsteen van het kleine bosje rond het Gootje. Bij de keuze voor bocage speelt er tenslotte ook een sociaal motief mee. Vele mensen zien vanuit hun keukenraam graag uit op een bosrand, maar liefst op enige afstand, met wat halfopen landschap tussenin. 

Verder voorziet de nieuwe visie nog steeds beperkte oppervlaktes ander landgebruik. Het gaat om hooiland (2,2 ha), akker (3,2 ha) en open water (2,4 ha). Dit omvat de wal rond Torreke te Walle, een paar vijvertjes en heel wat poelen, onder meer een paar nieuwe, en een paar grotere natte depressies ten noorden van de spoorweg en in de leemgroeve van Volkegem. Er komt een genenbank/zaadboomgaard (1,1 ha) van autochtoon materiaal van streekeigen houtige soorten. 

De nota geeft het kader aan voor de toegankelijkheid van het gebied, onder andere via vaste wandelpaden. Voor het behoud van cultuurhistorische relicten en/of waardevolle zichten kan er bijkomend beheer vereist zijn. Ze stelt ontsnipperende maatregelen voor op een paar wegen, inclusief op termijn een verbod op doorgaand verkeer op de Braambrugstraat tussen de loods van Natuurpunt en de private toegangsweg naar het huis met nummer 45. De captatie van de bronnen van de Riedekensbeek is op termijn binnen SBZ onaanvaardbaar en het ongezuiverd lozen van het huishoudelijk afvalwater van delen van Volkegem moet stoppen. Introductie moet nog steeds kunnen onder strikte voorwaarden.

Ten slotte besteedt de nota ook aandacht aan extern beheer dat nodig is om de biodiversiteit van het Bos t’Ename te kunnen verzekeren of uitbreiden. Ze doet een uitspraak over het behoud van ingesloten zonevreemde bebouwing, met uitzondering van drie constructies die best op termijn verdwijnen. Ze vraagt aandacht voor een goeie landschappelijke integratie en uitbreiding van de ecologische waarde van bebouwing en tuinen. De ecologische verbinding via de Middelgracht (de waterloop zelf) met de Schelde krijgt heel wat aandacht. Maar er is natuurlijk ook de connectiviteit op landschapsschaal. De zones tussen het Bos t’Ename s.l. en de vallei van de Osebeek en de Schelde, en tussen het bos en de vallei van de Maarkebeek en het Kezelfort moeten zowel planologisch als op het terrein een betere invulling krijgen. En ten slotte vraagt de visie een vorm van landbouw op de westelijke helft van de Boevereijekouter en de noordelijke helft van de Kerselarekouter die het Bos t’Ename beter buffert tegen onder meer nutriëntenaanrijking en gebruik van chemische verdelgingsmiddelen.

Deze nieuwe visie onder de vleugels van LIFE is verder uitgewerkt in het natuurbeheersplan dat deel uitmaakt van de  uitbreidingen van de erkenning als natuurreservaat door de Vlaamse Overheid. In 2013-2015 werkt ze ook door in het bosbeheersplan, opgemaakt door het studiebureau Driekwart Groen voor de delen van het Volkegembos die eigendom zijn van de stad of die ze nog zal verwerven na verdere ontginning 18. In 2016 leggen we de beheersvisie nog eens uit voor alle geïnteresseerden.

Eénmalige inrichtingswerken

Sinds de start van het reservaatproject in 1992 zijn heel wat werken uitgevoerd die problemen voor een optimaal erfgoedbeheer in één keer oplossen of dat toch op zijn minst proberen, of aan infrastructuur die een goede beheerspraktijk in de hand werkt. De meeste zijn voorzien in de opeenvolgende beheersvisies. 

In 1994-1995 bundelt AMINAL Afdeling Natuur onder impuls van Viviane Vanden Bil heel wat werken in één aanbestedingsdossier. Als gevolg van bosexploitatie met zware timberjacks in het voormalige privé-bos verkeert de Lange Dreef door Grotenbos-Noord in een zeer slechte toestand. Ze is nauwelijks nog bereidbaar. Het hellingwater in de bovenste langgracht loopt erover en zet de onderliggende bospercelen voor een deel blank. De aannemer herstelt het profiel in de eerste helft van de dreef. Hij brengt een geotextiel aan als basis voor eerst een laag grof en daar bovenop een laag fijn grind. Het derde kwart van de dreef volgt in 1998. In dezelfde operatie gebeurt er van alles aan de Riedekensbeek ter hoogte van het Wallebos. In afspraak met de stad als beekbeheerder verdwijnen de betonnen oever- en vloerplaten over een afstand van 550 meter in het beektraject tussen Wolvenberg en Wallestraat. Plaatselijk krijgt de beek een breder profiel met een vooroever. Het zijbeekje van de Ruisere komt weer bovengronds door het verwijderen van de inbuizing. De opdracht omhelst ook het ruimen van drie bestaande poelen en het graven van twee nieuwe. Een deel van de oude boomgaard die helemaal is verruigd wordt ontbraamd en na zaadbankonderzoek geplagd met wisselende diepte. 

In dezelfde periode laat  de Openbare Vlaamse Afvalstoffen Maatschappij (OVAM) op ons voorstel de storten opruimen langs Blote en in de Diepe Strate langs de Katteberg, kostprijs 4,3 miljoen BF. Op de laatste locatie verdwijnt er ongeveer 3000 m3. Daarna brengt men centraal een grindpad aan zodat het tracé een onderdeel kan vormen van de wandelinfrastructuur en er komt ook wat aanvulling van de houtkanten op de bermen.

Vanaf 1995 huurt De Wielewaal voor een symbolisch bedrag mijn oude bolbaan als uitvalsbasis voor de beheerswerken en verblijfplaats van de jaarlijkse JNM-werkkampen. Met de Werkgroep voeren we herstellingswerken uit aan dak en muren, en de vloer krijgt een nieuwe leemlaag uit de groeve van Volkegem. In 2001 is er nogal wat wateroverlast langs de Wolvenstraat. Oorspronkelijk ving een langsgracht er het hellingwater op uit het gebied van Grotenbos-Zuid. Die is gedempt bij het dichtbouwen en bij zware neerslag komen delen van de tuinen onder water. We gaan ermee akkoord dat het stadsbestuur net boven de bebouwing op gronden van Natuurpunt een nieuwe gracht met een wadi (een tijdelijk met regenwater gevulde verbreding en verdieping) laat graven. Die houdt gebiedseigen water langer vast en biedt ook ecologisch een meerwaarde. Hij leidt via een bestaande gracht naar de Middelgracht. 

Er gebeuren ook allerlei werken in uitvoering van het LIFE-project. Rond en in de beweidingsblokken komt er in 2002-2003 in totaal ongeveer 7 km raster. Binnen de blokken sluiten we een paar proefpercelen uit van beweiding (exclosures). In 2005 starten de werken aan de loods die ze moeten omvormen tot meer functionele eenheden voor haar nieuwe functie, namelijk uitvalsbasis voor de vrijwilligers van de Werkgroep en vanaf 2008 ook voor de professionele arbeidersploeg van Natuurpunt (zie verder). Er komt onder meer een loopstal voor het vee, een vergaderruimte, een werkplaats, opslagruimte, sanitair etc. De loods is aangekocht via LIFE maar de kosten voor de inrichtingswerken draagt Natuurpunt zelf. Verder is er ook de aanleg van veeroosters op de Braambrugstraat om de twee beweidingsblokken in Grotenbos-Noord en –Zuid met elkaar te verbinden. De burgemeester van Oudenaarde opent ze tijdens de nieuwjaarswandeling van de Werkgroep in januari 2006. Omdat de weggebruikers in België niet vertrouwd zijn met veeoversteekplaatsen houden we ons hart vast maar alles verloopt prima. In 2012 komen er wel zwaardere modules in de plaats en matten voor en achter die het verkeer afremmen.

Naar een groot natuurinrichtingsproject?

Al van bij de opstart van het instrument natuurinrichting in 1997 polst de Vlaamse Landmaatschappij naar de wenselijkheid van een natuurinrichtingsproject in het Bos t’Ename. Dit interfereert met het LIFE-project maar kan het ook aanvullen. In 2001 beslissen VLM en ANB om een onderzoek in te stellen 19. Dit levert heel wat concrete mogelijkheden op. Er zijn ontsnipperingskredieten bij het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) beschikbaar voor de voorziene vee-, wild- en voetgangerstunnel onder de Katteberg. Iets hogerop valt het wandelpad noodgedwongen samen met de drukke weg. Aankoop van de weide ernaast en aanleg van een nieuw wandeltracé biedt een oplossing. Een grote infokiosk op de parking van het voetbalveld van F.C. Nederename die wandelaars startinfo kan verschaffen is zeker een meerwaarde voor het gebied. Aan de overkant van de spoorweg vraagt het Kamsalamandergebied om aankoop, deels afgraven van de zwaar aangerijkte teeltlaag en bijkomende poelen.

Maar het belangrijkste voorstel wil de Riedekensbeek ontdubbelen. De in 1970 gegraven loop voert alle water af door de woonwijk Hongerije rechtstreeks naar de Schelde. De loop is helemaal in betonplaten gestopt en het verval is te groot om stroomopwaartse vismigratie toe te laten. De bedoeling is om het grootste deel van het beekwater terug langs de oude loop en de Middelgracht naar de Schelde te laten afvloeien. De oude loop is weliswaar deels gedempt of onbruikbaar. Maar een nieuwe doorsteek vanaf het Fonteintje, onder de Katteberg, die aansluiting vindt met de nieuwe gracht uit 2001 is hydrografisch en technisch perfect mogelijk. Die kan het bronwater van het Fonteintje en de bronnen onder Blote opvangen, zodat dit laatste debiet niet meer via de riolering onder de Natusdreef in het zuiveringsstation van Eine terecht komt. Een uitgebreide hydrologische studie door een studiebureau bevestigt dit in 2007 20. De cultuurhistorisch belangrijke Middelgracht krijgt zo zijn functie terug en er is weer stroomopwaartse vismigratie mogelijk vanuit de Schelde. Door een vaste drempel op de splitsing ontvangt de rechtstreekse loop van de Riedekensbeek naar de Schelde dan enkel nog een minimumdebiet en piekdebieten bij zware regenval, zodat overstromingsgevaar langs de Middelgracht uitgesloten is. 

In 2009 spreekt de stad zich negatief uit over dit plan, vooral omdat ze als beekbeheerder moet medefinancieren. Wat nog rest aan inrichtingsmogelijkheden weegt voor ANB niet zwaar genoeg meer, en het ganse natuurinrichtingsproject geraakt in 2011 definitief afgeschreven. Ondertussen is het perceel langs de Katteberg waarop de doorsteek van de nieuwe beekloop mogelijk was volgebouwd. De stad gaat in principe wel akkoord met de aansluiting van het bronbeekje ter hoogte van de Natusdreef op de nieuwe gracht uit 2001, maar de uitvoering laat nog steeds op zich wachten.

Ondertussen is de Provincie Oost-Vlaanderen gestopt met het subsidiëren van de aankoop van gronden voor de inrichting van natuurreservaten. In de plaats komt de mogelijkheid tot indienen van soortbeschermingsprojecten. De Werkgroep dient in 2007 een voorstel in ten belope van 150.000 euro waarvan 40 % betaald door de provincie om het herstel van het Kamsalamandergebied uit het Natuurinrichtingsproject van de Vlaamse Overheid op die manier te realiseren. De provincie keurt het goed, en er komen in 2008 ook effectief verschillende nieuwe poelen bij op eigendom van Natuurpunt, uitgevoerd door het Regionaal Landschap Vlaamse Ardennen. Maar de aankooppoging voor gronden aan de overkant van de spoorweg loopt op niets uit zodat de belangrijkste inrichtingswerken geen doorgang kunnen vinden.

In 2008 richten we in het Volkegembos een begrazingsblok in met 1230 m raster en een vangstkraal. In 2011 legt de stad tussen het Volkegembos en de Kerselarekouter een houthakseldam aan met steun van het Provinciaal Steunpunt Erosie. In hetzelfde jaar is er voor het eerst sprake van de aanleg van bufferbekkens, in het Volkegembos op het deel van de stad en tussen Wolvenberg en Wallebos op een perceel van Natuurpunt. De bedoeling is om het oppervlaktewater, dat nu via de Holle Weg, Natendries en het beekje van de Ruisere naar de Riedekensbeek loopt, te bufferen en meer gecontroleerd te laten afstromen. Dat vermijdt verdere wateroverlast, onder andere op de Natendries. De inrichting van beide bekkens is enkel aanvaardbaar binnen SBZ en VEN als ze ook een meerwaarde voor natuur inhouden. Tot op heden is nog geen van beide bekkens uitgevoerd. Als in 2018 de werking van voetbalploeg F.C. Nederename stopt laat de stad de aanwezige infrastructuur (kantine, reclamepanelen etc.) afbreken en opruimen.

Plantacties

In uitvoering van de opeenvolgende beheersvisies hebben we sinds 1993 op heel wat plaatsen en tijdstippen aanplantingen uitgevoerd, zowel van bos, hagen, bomenrijen als hoogstamboomgaard. Voor de grotere bebossingen mobiliseren we met de Werkgroep om praktische, educatieve en sociale redenen naast de eigen mensen ook steeds andere planters. Door hun schaal zijn ze stuk voor stuk memorabel. 

In februari 1995 planten we samen met tuinbouwcursisten van het sociale economiebedrijf Grijkoort 3750 bomen op 2,05 ha langs de Katteberg, de eerste stap in het sluiten van de opening tussen Grotenbos en Wallebos. We financieren de actie met subsidies van AMINAL afdeling Bos&Groen. In november 1995 dagen niet minder dan 150 planters op van diverse verenigingen en jeugdbewegingen in een organisatie samen met WWF en de Vlaamse Bosbouwvereniging voor het Vlaamse luik van een nationale actie. De Waalse tegenhanger gaat door in Charleroi. Er gaan 4000 stuks bosplantsoen in de grond die samen een brede, 450 lange bosrand vormen in de hoek van Natusdreef en Kapelledreef rond het eerste perceel dat vrij komt voor spontane bosvorming. Het plantsoen krijgen we van Reforma, een producent van natuurzuivere voeding. De grootste bebossing van allemaal gaat door in november 2003, opnieuw met ongeveer 150 planters uit acht verschillende volwassenenverenigingen en jeugdbewegingen. Ze zorgen met exact 6102 boompjes voor 3 ha bosaanplanting in het Natuurpuntdeel van het Volkegembos. In 2009 planten we met ongeveer 4000 stuks plantsoen in totaal 1200 m houtkanten aan op de niet beboste, verpachte delen rond het Wallebos. Ze moeten de grootschaligheid van het grasland breken in afwachting van spontane bosvorming. De tweede, derde en vierde stap in het sluiten van het gat tussen Grotenbos en Wallebos, ten zuiden van de Katteberg zetten we in november 2012, maart 2017 en november 2018, steeds met de hulp van de jeugdbewegingen uit de buurt.

In de zones bestemd voor kleinschalig weidelandschap vullen we het bocagekarakter aan met nieuwe hagen en bomenrijen. Dat doen we in kleinere plantacties met de mensen van de Werkgroep zelf in verschillende fases op verschillende locaties, onder meer tussen Grotenbos-Zuid en Ename, op de Wolvenberg en rond de loods. In totaal gaat het toch om een paar km nieuwe houtige KLE’s.

Ook de partners zijn actief. De stad voert een grootschalige bebossing uit op haar delen van de leemgroeve in de winter 2001-2002. Andere delen krijgen een invulling als geboortebos, waarbij kersverse ouders een boom mogen komen planten. De jagersgroep rond Rudy Carbonelle bebost telkens ongeveer 2 ha in 1996 en 2004. De vijfde en laatste stap in het sluiten van de verbinding tussen Grotenbos en Wallebos  voert het ANB in eigen beheer uit in de winter 2019-2020.

Regulier beheer

Het grootste deel van het reguliere beheerswerk is met een moeilijk woord recurrent: het komt jaarlijks terug, meestal in dezelfde periode, wat het maaien betreft ook op dezelfde percelen. Het gaat mee in de gang van de seizoenen: kappen en planten in het winterhalfjaar, maaien in het zomerhalfjaar. Kappen en maaien, inclusief het opruimen en afvoeren van hout en maaisel, vormen het bulkwerk. Tussenin is er werk aan duizend en één andere dingen: planten op beperkte schaal, zoals van kleine stukjes bos, houtkanten, hagen, (knot)bomenrijen of hoogstamfruitbomen, oogsten van zaad van autochtone bomen en struiken in late zomer en herfst (zie verder), herstel van rasters, knuppelpaden, hekken of overstapjes, fatsoeneren van de loods en het erf errond, scheren van hagen, plaatsen van het paddenscherm in februari enzoverder enzovoort. Sinds 1993 varieert de frequentie wel wat, maar in principe is er al die tijd minstens één vaste werkdag per maand, al sinds vele jaren de laatste zaterdag. In periodes waarin de werklast te hoog is komen er werkdagen bij naargelang de nood zich voordoet, of gaan we over naar een regime van twee werkdagen per maand, meer bepaald de laatste zaterdag van de maand en twee zaterdagen daarvoor. ’s Middags wordt er nogal eens samen gegeten. Er is een kleine keuken en een (sinds 2018 gerestaureerde) ovenbuur bij het boswachtershuis beschikbaar. Na het werk volgt er een pint of iets anders.

Elke winter vatten we een middelhout- of een omvormingskap aan, meestal met een oppervlakte van gemiddeld 0,6 ha. Eerst duiden we de bomen aan die moeten blijven staan. Dat kunnen er relatief veel zijn of bijna geen, afhankelijk van het aantal bomen dat bij de vorige kap is gespaard of spontaan is opgegroeid sindsdien. Als er keuze is opteren we voor een zo gemengd mogelijke boomlaag. Daarna volgt de kap van het hakhout. Alle bruikbaar brandhout wordt in meterhout verzaagd en afgevoerd, soms onmiddellijk, soms later. Het kleinhout wordt zo compact mogelijk op het kapvlak gestapeld zodat het zo weinig mogelijk van de bosvloer bedekt. Dit alles is in de regel vrijwilligerswerk, al of niet met hulp van scholen, jeugdbewegingen of bedrijven (zie verder). Uitzonderlijk verkopen we het hakhout op stam aan een aannemer of aan particulieren, of doet een arbeidersploeg van Natuurpunt het werk. Daarna volgt de kap van de bomen, bijna steeds kaprijpe populieren. Dat is een secuur werk en vraagt van de boomveller de nodige vakkennis en zorg om de bomen zo te laten vallen dat er zo weinig mogelijk schade ontstaat aan de bomen die geselecteerd zijn om te blijven staan. Het ruimen moet ook al gebeuren met zo weinig mogelijk schade aan wat nog overeind staat en aan de bosvloer, zeker niet met zwaar uitsleepmateriaal genre timberjack. Daarna ruimen de vrijwilligers, de arbeidersploeg of de aannemer zelf het kroonhout op. Ook dat gaat ofwel in het brandhout ofwel in het ter plekke gestapeld kleinhout. Uitzonderlijk wordt het kleinhout ook wel eens verhakseld en het product verkocht of verdeeld.

Op het einde van het winterseizoen verdelen we het brandhout onder de vrijwilligers a rato van ieders aanwezigheid. Die houden we werkdag na werkdag minutieus bij zodat niemand zich benadeeld moet voelen. Deze “communautaire” brandhoutverdeling werkt al sinds de start van de Werkgroep en is er mede verantwoordelijk voor dat we het al zo lang uitzingen. Op die manier houden de vrijwilligers iets over aan hun inzet, en de partner thuis is sneller geneigd om man- of vrouwlief een dagje bos te gunnen. De werkwijze maakt ook school, zelfs in gebieden waar een gemeentebestuur de trekker is zoals in Poekebos. Naast de boskap is er natuurlijk ook ander winterwerk in het hout, zoals het knotten van knotbomen of het kappen van houtkanten. 

Vanaf de late lente tot in oktober hebben een aantal percelen één of meerdere maaibeurten nodig. Het maaien zelf kan machinaal met maaibalk of cirkelmaaier maar soms moet het door de terreinomstandigheden (sowieso niet machinaal toegankelijk, te nat, te steil…) manueel, met bosmaaier en/of zeis. Als het de bedoeling is te hooien, met andere woorden het gras als droog veevoeder te gebruiken, leggen we het maaisel al of niet op ruggen (barmen) te drogen. Het wordt een paar dagen lang machinaal of met de hooivork gekeerd. Daarna komt de balenpers. Maar meestal voeren we het maaisel al of niet onmiddellijk af. Met tractor of kar als dat kan, maar meestal noodgedwongen op een zeil of in grote zakken, getrokken door paard of mens, of zelfs te lijve, met riek of hooivork.

Voor al dat werk is er uiteraard materiaal nodig.  Al in januari 1994 kopen we via De Wielewaal een tweedehands tractor, een mestkar en een cirkelmaaier. Via subsidies van de Oudenaardse MINA-raad komen we aan een stock klein beheersmateriaal (spades, rieken, vorken, bijlen, hauwmessen…) en Stichting Leefmilieu van de Kredietbank schenkt ons een maaibalk. In 1996 kopen we de volledige inboedel van een gestopte Materse boerderij. In de jaren die volgen maken we steeds meer gebruik van materiaal van Natuurpunt, zeker als een arbeidersploeg de loods als uitvalsbasis krijgt. 

Hulp van trekpaarden 

Het ruimen van hout op de natte en/of steile gronden van het Bos t’Ename zonder al te veel bodem- en andere schade is niet vanzelfsprekend, net zo min als het afvoeren van hooi of maaisel trouwens. Dus kijken we begin 1996 uit naar een trekpaard. We krijgen daarbij hulp van een paar mensen van de Vereniging ter Bevordering van het Belgisch Trekpaard, onder andere Edgard Goedleven, diensthoofd van het Bestuur Monumenten en Landschappen. In april 1996 kopen we in Muizen Jeanne van Melsele II, een zevenjarige bruinschimmel-stamboekmerrie. De aankomst ermee op de werkdag is alweer een kippenvelmoment. Dirk Ketsman ziet het zitten om het te verzorgen en te mennen, en hij blijft gedurende jaren onze boever. Tien jaar lang verzet Jeanne bergen werk, meestal een landbouwslee trekkend beladen met meterhout. Als we ze laten dekken loopt het in de lente van 1998 bijna verkeerd af. In de plaats van een veulen baart ze ons kopzorgen als we de dode vrucht moeten laten afkomen in de veeartsenijschool van de UGent en ze daar een tijd moet herstellen. Gelukkig kan ik de decaan van de faculteit ervan overtuigen dat onze bruinen zijn rekening niet kan trekken en scheldt hij ons een flink deel kwijt. 

Door de werking met Jeanne zet de Werkgroep in 1999 de heropstart van de aloude paardenmarkt en de keuring van Belgische trekpaarden tijdens de Feeste t’Ename mee op de rails. Die zijn en blijven tot vandaag een enorm succes en op die manier halen we de banden tussen dorp en bos weer wat nauwer aan.

In maart 2006 kopen we een tweede paard, Duc van de Waterhoek, omdat Jeanne stilaan te oud is om nog zware arbeid te verrichten. Ook hij zal nog acht jaar zijn waarde bewijzen. Zowel Jeanne als Duc krijgen in de loop der jaren bijstand van andere paarden van particulieren die één of meerdere dagen komen helpen. Jeanne sterft in 2009. In augustus 2014 moeten we Duc op advies van de veearts laten inslapen omdat er mok (een ontsteking in de holte net boven de hoef) is vastgesteld in zware vorm. Omdat Dirk door omstandigheden de last van het boeverschap niet meer ziet zitten en we ook niet direct een vervanger hebben blijft het daarbij. Ondertussen koopt Natuurpunt in februari 2011 een ijzeren paard, een lastpakker die zijn voorgangers van vlees en bloed - in de praktijk maar niet emotioneel - vervangt. 

Onze trekpaarden werken maar grazen natuurlijk ook, meer bepaald op een voor hen gereserveerd stuk kleinschalig weidelandschap in Grotenbos-Zuid waar we ook een schuthok bouwen. Op andere weiden zetten we ook paarden en pony’s van particulieren in. Andere perceelsblokken blijven in pacht en kennen een reguliere veeteeltbegrazing.

Geen hulp van Reeën

De eerste beheersvisie schuift al een herintroductie van Ree naar voor. Ervaring met andere gebieden en literatuur geeft aan dat een Reeënpopulatie in staat is verdere verbraming te stoppen en zelfs terug te dringen 21. De vraag is of we met een bepaald populatieniveau dit effect kunnen bekomen zonder uitgesproken negatieve impact, onder meer op de natuurlijke verjonging of de regeneratie van het hakhout. 

In het winterhalfjaar 1994-1995 bereiden we de introductie voor. Een reeënspecialist van de Universitaire Instelling Antwerpen bezoekt op onze vraag het gebied en vindt het geschikt voor het experiment. Er komen verkeersdrempels op de Braambrugstraat en wildspiegels en geurmerken op de Katteberg die de dieren in de mate van het mogelijke moeten behoeden voor aanrijdingen. De stad plaatst waarschuwingsborden. In het bos rasteren we meerdere exclosures uit die moeten toelaten de evolutie te volgen met en zonder Reeëninvloed. Koen De Smet die het gebied nog kent van vroeger (zie hiervoor) is nu diensthoofd bij AMINAL Afdeling Natuur. Hij bestelt bij de collega’s van de Office Nationale de la Chasse zes geslachtsrijpe dieren, twee bokken en vier wellicht zwangere geiten uit het wildreservaat van Trois-Fontaines bij St-Dizier in de Argonne. We sluiten een akkoord met Daniël Gevaert, de grootste privé-eigenaar en jachtrechthouder in het gebied die de dieren voor de helft betaalt. Jim Casaer van de KULeuven krijgt de onderzoeksopdracht om het project op de voet te volgen 22. 

Op 23 februari 1995 rijdt een kleine karavaan van Ename naar ginder. Bij aankomst blijkt dat we starten onder een slecht gesternte: de Franse collega’s hebben twee bokken kunnen vangen, maar slechts één geslachtsrijpe geit, de drie andere zijn smalreeën (niet geslachtsrijpe geiten). De verwachting is dat de zwangere geiten in het gebied zullen blijven (zich kantonneren) omdat ze een rustige plek nodig hebben om te werpen. Zij moeten de plaatstrouw opbouwen. De bokken zullen gaan zwerven in de buurt, maar niet zo ver dat ze de geiten volgend jaar niet zouden dekken. Smalreeën zullen hoe dan ook gaan zwerven. Maar op dat moment hebben we geen andere keus dan de dieren in ontvangst te nemen. Ze zijn medisch gekeurd en ingeënt, onder meer tegen de door de boeren zo gevreesde brucellose. Onderweg krijgen we controle van de Franse politie, maar gelukkig is de vergunning om met de dieren het land te verlaten in orde. Eénmaal in Ename krijgen de dieren een zender om met een bereik van 6 à 8 km, zodat we ze met een ontvangstantenne kunnen localiseren. Dat doen we met verschillende mensen maanden aan een stuk.

Wat we vrezen gebeurt ook. De bokken gaan bijna onmiddellijk zwerven tot 8 km oostwaarts van het Bos t’Ename. Op vraag van een jachtwachter vangen we met man en macht een smalree terug in een bosje in St-Denijs-Boekel.  De enige geslachtsrijpe reegeit blijft zoals verwacht in de dekking, vooral in het Wallebos. We hopen op een kits (een reekalfje),  maar in juni vinden we de geit dood terug. Een autopsie levert niets op.  De overlevers blijven nog een paar jaar zwerven in de wijde omgeving inclusief het Bos t’Ename zelf, maar tot populatieopbouw komt het niet. Eén dier vestigt zich een tijd in het Beerlegembos. In jachtkringen vernemen we dat een ander dier in de buurt van Geraardsbergen geschoten is door stropers en dat de zender is gedumpt in een porfiergroeve in Lessen. In zijn onderzoeksrapport schrijft Jim Casaer het zwerfpatroon toe aan loslopende honden waarmee de Reeën absoluut niet vertrouwd mee zijn.

Hoewel het project in 1995 binnen de plaatselijke Wielewaalafdeling tegenkanting krijgt van principiële tegenstanders van introductie en samenwerking met jagers (zie verder) overwegen we in juni 1996 een tweede poging.  De Nederlandse organisaties Staatsbosbeheer en Stichting Reeënopvang doen immers het voorstel om opgevangen hulpbehoevende Reeën na herstel in het Bos t’Ename terug te plaatsen. AMINAL Afdeling Natuur is bereid de kosten te dragen om Grotenbos-Noord (25 ha) tijdelijk te omrasteren tot als er genoeg plaatstrouw is opgebouwd. Het voorstel krijgt de steun van het nationaal bestuur van De Wielewaal maar stoot weer op hetzelfde verzet bij dezelfde mensen, zodat we met de Werkgroep beslissen om er niet mee door te gaan.

Hulp van Oost-Vlaams-Roodbonte runderen en koniks

Pas in 2002 dient zich een mogelijke andere oplossing aan voor het bramenprobleem, namelijk via het mee inrasteren van bosdelen in het extensief jaarrond begrazingsblok. De meeste specialisten die deelnemen aan de begrazingsworkshop onder de vleugels van LIFE in november 2001 zijn er niet van overtuigd dat bosbegrazing in een lage dichtheid een betekenisvolle impact zal hebben op bramen. Maar ze vinden het experiment zeker de moeite. Zoals ik al zei opteren we voor een combinatie van runderen en paarden. De boeren uit de buurt van het bos overtuigen ons om met een kudde Oost-Vlaams-Roodbonte (of Witrode) runderen te werken. Dat is het dubbeldoelras uit de streek dat zowat elke boer tot een paar tientallen jaren geleden onder zijn hoede had. Volgens hen komt het prima in aanmerking voor jaarrondbegrazing met kuddeopbouw. Velen hebben om landbouweconomische redenen met frisse tegenzin moeten kiezen voor ofwel vlees- ofwel melkvee en vinden het fantastisch dat wij het ras verderzetten. 

Bij de opstart in 2002 krijgen we hulp van Dirk Lips van de UGent, en we betalen tijdelijk een boer uit de buurt om ons bij te staan. Bij de eerste runderaankopen malen we weinig om rasstandaard en zuivere bloedlijn. De landbouwers die nog met het ras werken hebben al heel wat bijgekruist voor het verhogen van de melk- of vleesproductie. Bij de bevallingen merken we al snel dat we er alle belang bij hebben om zo nauw mogelijk bij de rasstandaard aan te leunen. Om die reden kopen we vanaf 2005 enkel nog raszuivere runderen aan en doen we een paar dieren van de hand. Van dan af gaat alles prima, op een paar stuitliggingen en sterftes door taxussnoeisel en plasticophoping in de maag na. Dekkingen gebeuren met een stier die we tijdelijk bij de kudde brengen of via kunstmatige inseminatie vanuit de zaadbank van het ras. De redactie van het Tijdschrift voor Milieurecht 23 en de Groep ARCO bekostigen sommige runderen.

Globaal gezien is de zelfredzaamheid van het ras minstens even hoog als van Galloways, Schotse Hooglanders of andere rassen die men veel inzet bij natuurbegrazing. Als een van onze koeien kort na het kalveren een te grote melkgift heeft voor haar kalf en met een loodzware uier rondloopt krijgen we het advies er een tweede kalf bij te plaatsen omdat de situatie snel levensbedreigend kan zijn. We wachten nog een dag af en zien tot onze grote verbazing dat een paar andere koeien hun gendergenote helpen door op hun knieën een deel van haar productie af te drinken. Op 6/1/2009 komt er in Grotenbos-Noord een kalfje ter wereld. De dag erna daalt het kwik tot -15° en dat blijft nog dagen zo, maar moeder en dochter weigeren de loopstal binnen te gaan, het kalfje loopt te dartelen in de sneeuw.

In de zomer 2007 is de kudde 19 dieren sterk. Uiteraard is dat veel te veel voor het begrazingsblok, maar we zetten dieren in voor seizoensbegrazing in andere reservaten in de Vlaamse Ardennen, onder meer in de Heurnemeersen, het Paddenbroek en de Everbeekse bossen, en op de archeologische site van Ename. In de winter komen ze terug en houden we ze in en bij de loods op de huisweide. Na een paar jaren blijkt dat om allerlei redenen toch een zware werkbelasting met zich mee te brengen. Daarom schroeven we het aantal dieren terug. Als de kudde toch weer te groot dreigt te worden zijn we genoodzaakt te slachten, waarbij we vleespaketten verkopen in een eigen circuit met voorrang voor de leden van de Werkgroep. Dat werkt prima en brengt een aardige duit in het laatje.

Bij de paarden ligt de keuze voor koniks voor de hand. Koniks vormen een halfwild Pools ras van kleine, sobere en zelfredzame paarden. AMINAL afdeling Natuur levert in 2002 twee hengsten voor het begrazingsblok in het Bos t’Ename. Na verloop van tijd duikt er een probleem op, namelijk dat de dieren in het Bos t’Ename te weinig harde bodem vinden waarop hun hoeven afschuren, en ze regelmatig vangen en bijknippen is nauwelijks haalbaar. Bovendien hebben ze op de van nature rijke bodems van het Bos t’Ename eiwitrijke voeding te over waardoor ze zwaar staan en er hoefbevangenheid dreigt, een ontsteking van de hoeven 24. In maart 2012 moeten we de twee koniks effectief omwille van hoefbevangenheid vervangen, maar in maart 2014  hebben hun opvolgers ook problemen. We besluiten te stoppen met de koniks. Om naast de runder- toch ook nog paardenbegrazing te hebben werken we sinsdien met twee afgedankte renpaarden die in het Bos t’Ename hun oude dag mogen slijten. In tegenstelling tot de koniks blijven deze op de graslanden beneden de loods. In het bos zelf is hun invloed zo goed als nihil. 

Hulp van mensen

Van meet af aan zet de Werkgroep er sterk op in om zo veel mogelijk niet-leden bij het beheer en andere aspecten van zijn werking te betrekken. In veel gevallen is de hulp die we krijgen ad hoc, afhankelijk van het doeleinde of het tijdstip, maar bij sommige partners neemt hij in de loop der jaren structurele vormen aan.

In september 1993 organiseert de Jeugdbond voor Natuur en Milieu (JNM), de fusie-jeugdbeweging uit BJN en Wielewaaljongeren, haar eerste werk- en studiekamp in het Bos t’Ename. Het scoutslokaal van Ename fungeert als slaapplaats. Tot en met 1998 herhalen de afdelingen Vlaamse Ardennen en Leievallei dit jaarlijks, met overnachting in mijn bolbaan (en voor sommige koppeltjes op mijn hooizolder). Vele andere afdelingen volgen, net zoals de piepwerking (voor kinderen tussen 7 en 12 jaar) en de ouwesokkenreunies (voor plus-25-jarigen) 25 . Vaste prik is het maaien en afvoeren van de weide achter het Schuifelbeen. De bolbaan maakt plaats voor tenten op een weide bij de Paddevijver in Grotenbos-Zuid die we daarvoor reserveren. Kamperen kan er op voorwaarde dat de groep een tegenprestatie levert voor het gebied, af te spreken met de Werkgroep, meestal in de vorm van beheerswerken. In de zomervacantie 2014 is de weide zelfs permanent bezet, met om de twee weken een andere groep. 

Vanaf 2005 ontstaat er ook met de Steinerschool van Gent een structurele band via een jaarlijks kamp in oktober. Het gaat in de regel om een 50-tal 15-16-jarigen met een zevental begeleiders.. Hun collega’s van de Steinerschool van Lier dwingen in januari 2012 respect af als ze in het hun joert volhouden bij -10° buiten. Hulp op een iets langere termijn krijgen we ook van de St-Vincentiusschool uit Deinze en van het Vrij Landelijk Instituut Oudenaarde. Deze laatste laat haar leerlingen sinds de start van haar opleiding Natuur- en Groentechnische Wetenschappen bijna elke dinsdagvoormiddag terreinervaring opdoen in het Bos t’Ename. Sommige hogescholen, vooral de Faculteit Natuur en Techniek van de Hogeschool Gent (campus Melle) leveren regelmatig één tot drie stagiairs per jaar die helpen bij beheer, studie en begeleiding van groepen. In ruil voor het gebruik van een bosdeel voor spelactiviteiten draagt de scoutsgroep van Ename vrij frequent haar steentje bij via deelname aan beheerswerken of het gebruik van materiaal. 

De lijst van verenigingen, scholen, bedrijven en overheidssdiensten – de laatste twee meestal in de vorm van een teamdag - die sinds de opstart van het reservaat in 1993 een handje toesteken is ellenlang. Alle geboden hulp is erg welkom, en zonder zouden we veel minder werk verzetten. Maar elke groep vraagt ook steeds inzet van minstens één begeleider van de Werkgroep, en zeker op werkdagen is dat niet altijd vanzelfsprekend. Al vanaf de start kijken we daarom uit naar mogelijkheden binnen het (min of meer) reguliere arbeidscircuit. 

Vanaf september 1994 kunnen we gedurende een jaar beschikken over twee arbeiders op een totaal van 75 man die Monumentenwacht Vlaanderen aanwerft via het Jeugdwerkgarantieplan Monumentenwacht voor diverse erfgoedprojecten. Op het Bos t’Ename na zijn dat allemaal projecten in bouwkundig erfgoed. Gedurende een aantal jaren sluiten we een dienstverleningscontract in het kader van het jeugdstrafrecht waardoor we (meestal voor een milieudelict) veroordeelde jongeren gedurende een bepaalde periode inzetten als alternatieve straf. Ook dat vraagt uiteraard begeleiding en de motivatie laat wel eens te wensen over zodat we er mee stoppen. Vanaf 1998 beschikt het Regionaal Landschap Vlaamse Ardennen over een eigen arbeidersploeg bestaande uit 6 arbeiders en een begeleider. Iedere aangesloten gemeente kan deze ploeg inzetten voor werken aan natuur en landschap. Gedurende een aantal jaren delegeert de stad Oudenaarde van het contingent werkdagen waarop recht ze heeft 15 werkdagen door aan het Bos t’Ename.

Door de uitvoering van het LIFE-project is de door de Werkgroep beheerde oppervlakte vanaf 2002 ongeveer verviervoudigd en het werkvolume is navenant toegenomen. Jean de La Fonteyne is als betaalde LIFE-projectcoördinator op het terrein aanwezig en een aantal opdrachten zijn voor rekening van het Regionaal Vlaamse Ardennen dat een eigen arbeidersploeg kan inzetten. Maar ook daar komt na vijf jaar een eind aan, en vanaf dan is het duidelijk dat het vrijwilligerswerk het niet meer alleen aankan. Vanaf 2008 bepleiten we bij Natuurpunt de aanwerving van een Vlaamse Ardennen-arbeidersploeg in de schoot van Natuur- en Landschapszorg, het sociaal economiebedrijf van de vereniging. In 2009 krijgen we de toezegging en zorgt de steun van LEADER Vlaamse Ardennen voor de aanwerving van de coördinator. Als in maart 2010 ook de arbeiders zijn aangeworven gaat de ploeg eindelijk van start. Sindsdien gebeurt maximaal een vijfde van het totale volume aan beheerswerk door de arbeidersploegen. 

De noodzaak aan blijvende studie

Het beheer van een beschermd landschap en natuurreservaat moet ervoor zorgen dat het aanwezige erfgoed kan blijven voortbestaan in zo goed mogelijke omstandigheden. Dat geldt voor alle types van erfgoed maar is bij het natuurlijk erfgoed des te prangender omdat het zo immens divers is. Duizenden soorten schimmels, planten en dieren, ga er maar aan staan. Welke soorten komen er voor? Welke organismen spelen een belangrijke functionele rol in het ecosysteem? Welke zijn heel gewoon dan wel erg zeldzaam, soorten waar het Bos t’Ename een speciale verantwoordelijkheid voor draagt? Als beheerder van natuur en landschap kan je niet anders dan beseffen dat je kennis al bij al beperkt is, en dat je moet handelen op grond van best professional judgment. Je maakt noodgedwongen je eigen inschatting, al dan niet gesteund door experten. 

Laat me dat even illustreren. In 1994 hebben we met de Werkgroep een levendig overwegingsproces rond de eventuele ruiming van de Paddevijver en de tweede vijver er net boven. Sinds zijn ontstaan in 1970 heeft de onderste vijver zich ontpopt tot een voortplantingsplaats van duizenden Gewone padden, honderden Bruine kikkers en tientallen salamanders. Daar is een probleem mee omdat er na elke fikse regenbui slib van de hoger gelegen akkers afspoelt en in de vijvers terechtkomt. De bovenste vijver zit ondertussen helemaal dicht en de onderste ongeveer twee derden. Op het slibveld van de bovenste vijver heeft zich een grote populatie Slanke zegge gevestigd, een typische, ook zeldzame bronbossoort. Dus besluiten we vanuit die kennis daar het slib grotendeels te laten zitten, maar de onderste helemaal te ruimen voor de amfibieën. 

Maar dan verschijnt Marc Pollet op het toneel, de enige Vlaamse specialist van slankpootvliegen. Dat is een moeilijke groep van minuscule, maar ecologisch zeer indicatieve vliegjes. Er blijken heel wat zeldzame soorten op het onderste slibveld aanwezig te zijn, onder andere twee soorten die nog nooit in België zijn aangetroffen 26. Alarm! Marc begrijpt dat we wat willen doen voor de padden maar… Dus sparen we de kool en de geit. In de bovenste vijver blijft het slibveld intact op een strook na die we ruimen en als slibvang moet fungeren. De onderste vijver ruimen we wel maar toch laten we ongeveer één vierde slibveld zitten. Vervolgonderzoek een paar jaar later leert dat de belangrijkste slankpootvliegen nog steeds voorkomen, zij het in wat kleinere populaties omdat een deel van hun habitat weggenomen is. Maar het had dus helemaal anders kunnen uitdraaien. En wie weet hadden we toch nog beter kunnen handelen als er nog andere kennis was aangedragen…

Bij de start van het reservaatproject is de kennis over de flora van het gebied vrij uitzonderlijk, die over vogels en amfibieën behoorlijk, die over een aantal andere groepen zoals zoogdieren of dagvlinders gemiddeld ten opzichte van andere gebieden. Maar net zoals bijna overal is het inzicht in het voorkomen van schimmels, mossen, korstmossen en bijna alle groepen ongewervelden ondermaats of zelfs helemaal onbestaande. 

Inventarisatie van de biodiversiteit

Al snel proberen we daar iets aan te doen door natuurlijk met de eigen mensen uit te kijken, maar vooral door het werk van specialisten te ondersteunen waar dat kan. Dankzij de inzet van onder meer Konjev Desender en Jean-Pierre Malfait loopt van april 1994 tot mei 1995 een onderzoek rond loopkevers, spinnen, miljoenpoten, zweefvliegen en slankpootvliegen. Het gaat om een paar tientallen vangstlocaties verspreid over het Bos t’Ename s.s., onder meer ook met twee malaisevallen (zie verder). Een twintigtal leden van de Werkgroep zijn ingeschakeld in een beurtrol om om de vele vangstpotjes wekelijks van hun inhoud te ontdoen en ze te vullen met nieuwe bewaarvloeistof. De resultaten vinden een verwerking in twee licentiaatsthesissen en in onderzoeksrapporten en wetenschappelijke publicaties 27.

Vanaf 1994 gaat de kennis over de paddenstoelen van het Bos t’Ename met sprongen vooruit, vooral dankzij regelmatige inventarisatie-excursies van de Oostvlaamse Mycologische Werkgroep (OVMW) onder leiding van Paul Van der Veken. Hetzelfde is waar voor de mossen en de korstmossen, vooral door toedoen van de Vlaamse Werkgroep Bryologie en Lichenologie (VWBL) onder impuls van Herman Stieperaere.

In 1997 en 1998 staan we Bert Maes bij in zijn inventarisatie van autochtone bomen en struiken in het gebied 28. Het besef is sterk gegroeid dat het genetisch materiaal van onze streekeigen houtige soorten dat hier via spontane kolonisatie na de laatste ijstijd is terecht gekomen op verschillende manieren onder druk staat. Er verdwijnen nog altijd heel wat bomen en heesters die op dat vlak belangrijk zijn, zelfs in het Bos t’Ename. De vermoedelijke enige Wilde appel komt een populierenkap in het Wallebos in 2003 (op dat ogenblik nog privé-bos) niet meer te boven.  We planten aan met genetisch materiaal dat om economische redenen uit Zuid- of Oost-Europa wordt ingevoerd, wat op allerlei manieren consequenties heeft op de biodiversiteit (zie verder). Om die reden gaan we vanaf 1998 ook inzetten op oogst en opkweek van autochtoon houtig materiaal.

Tussen 1999 en 2008 krijgen vooral zoogdieren maar ook sommige andere groepen aandacht. In 1999 en 2002 onderzoeken vrijwilligers de aanwezigheid van Rode eekhoorn in het gebied. In 2003-2004 zetten een paar vleermuizenspecialisten onder leiding van Pieter Blondé een onderzoek op in het gebied in het kader van het geplande Natuurinrichtingsproject, onder andere rond de connectiviteit met het Kezelfort als overwinteringsplaats 29. Ook hier werken weer heel wat vrijwilligers van de Werkgroep aan mee. In 2005-2006 doet Lampyris, de plaatselijke ongewerveldenwerkgroep van Natuurpunt onder leiding van An Fobert heel wat onderzoek rond verschillende groepen, onder meer via monitoring op zeven vaste trajecten door het gebied 30 . In 2007 zetten we 60 lifetraps (niet-dodende valletjes) uit om na te gaan hoe het met de Eikelmuis is gesteld. Vanaf 2008 ringt Luc Menschaert vogels in het Grotenbos, vooral mezen. Twee publicaties brengen verslag uit van het onderzoek aan watersalamanders met fuiken 31. Twee andere zetten de tot dan toe beschikbare kennis over dagvlinders 32 en landslakken 33 in het gebied op een rijtje.

Vanaf 2008 breekt er een nieuw tijdperk aan voor het vergaren en bijhouden van biodiversiteitsgegevens door de lancering van de online website Waarnemingen.be 34. Wat anders thuis stof lag te vergaren in oude notaboekjes in een of andere schuif wordt nu opgeslagen en – op uitzonderingen na - voor iedereen toegankelijk. In toenemende mate geven heel wat waarnemers, zowel “gebiedseigen” mensen als bezoekers per definitie hun observaties in, zodat zich al snel een grote set opbouwt. We beslissen de website als gebiedsdatabank te gebruiken door vanaf 2010 stelselmatig alle oude gegevens in te voeren, maar ook alle waarnemingen die we doorkrijgen van derden, vooral van specialisten. Op 23 mei 2010 doen we mee aan het Internationale Weekend van de Biodiversiteit waarbij Natuurpunt een wedstrijdje opzet tussen gebieden om op die ene dag het hoogste aantal soorten in te geven op waarnemingen.be. Met 718 soorten halen we het hoogste aantal voor Oost-Vlaanderen. Het inventariseren van nachtvlinders scheert hoge toppen, meerdere leden van de Werkgroep vangen vanaf dan op regelmatige basis. In april 2011 kopen we met de Werkgroep een nachtvlinderlamp aan. In 2011 en 2015-2016 hangen er cameravallen in het bos, onder meer op zoek naar marterachtigen. 

Een torenhoge ambitie

Begin 2012 beslissen we om de inventarisatie voor zoveel mogelijk groepen op volle kracht door te zetten. De ambitie ligt zeer hoog: we willen eindelijk een zicht krijgen op de totale soortenrijkdom van een bos zoals het Bos t’Ename 35. We zoeken experten in zo veel mogelijk taxonomische groepen die bereid zijn om in hun vrije tijd als vrijwilliger hun steentje bij te dragen met maximaal een onkostenvergoeding voor materiaal en/of verplaatsing. Dat lukt aardig, vanaf de lente 2012 draait de inventarisatie op volle toeren. We krijgen de Koninklijke Belgische Vereniging voor Entomologie, Aculea (de bijen- en wespenwerkgroep van Natuurpunt) en verschillende keren de OVMW en VWBL op bezoek, wat door het grote aantal deelnemende specialisten telkens veel soorten oplevert. Tussen maart en oktober 2012 controleren vrijwilligers opnieuw op zeven locaties vangstinstallaties voor kevers en een malaiseval verspreid over het ganse gebied, ook in het Volkegembos dus. Vooral Philip Robben, Guido Bonamie, Michel van Malderen en Luc Crevecoeur leveren enorme inspanningen tijdens de keverinventarisatie. Hugo Ruysseveldt doet hetzelfde voor de paddenstoelen. In 2014 kunnen we bijna alle open water in het gebied electrisch laten bevissen.

Voor sommige groepen gaat de inspanning onverminderd door tot 2015, maar voor andere is het dan al eventjes duidelijk dat we het plafond bereikt hebben van wat met experten op vrijwillige basis mogelijk is. Voor heel wat groepen zijn er nauwelijks een paar specialisten voor gans Vlaanderen. Natuurpunt draagt financieel bij om professionele ondersteuning te kunnen bieden voor paddenstoelen en bijen en wespen. Maar uiteindelijk moeten we het verder gaan zoeken om de inventarisatie behoorlijk af te ronden. We dienen een voorstel in bij het Agentschap Natuur en Bos om twaalf groepen bijkomend te laten inventariseren door professionelen 36. Het gaat meer bepaald om zwammen, algen, mossen, korstmossen, een paar groepen kevers, vliegen en muggen, wantsen en cicaden, bijen en wespen, micro-nachtvlinders, spinnen en hooiwagens, de restgroep insecten en andere ongewervelden. Omdat het opzet past in een betere kennisverwerving voor de invulling van de instandhoudingsdoelstellingen voor de SBZ’s keurt het ANB het voorstel onder impuls van Ward Verhaeghe goed. 

Een pleiade Vlaamse en Nederlandse experten doet in lente en zomer 2015 zijn intrede. Het gebied  zit opnieuw vol met allerlei vangstinstallaties voor ongewervelden. We hebben niet minder dan 50 vrijwilligers nodig om ze in beurtrol allemaal gecontroleerd te krijgen. We doen een oproep naar externe vrijwilligers die de kennis hebben en bereid zijn om de vangsten te triëren per groep. Die krijgt veel aandacht, ook in de gewone pers, en levert verrassend veel medewerkers op, met een bijzondere onderscheiding voor het werk van André Braeckman. Puur logistiek is de operatie een ganse opgave maar uiteindelijk krijgen we alles rond. De resultaten zijn deels gepubliceerd 37 maar van het volledige plaatsje kan je uitgebreid kennis nemen in deel II. 

Tussen 2015 en 2018 loopt ook de herinventarisatie van hogere planten in het gebied, waarbij we een vergelijkbare methodiek gebruiken als in 1984-1986. De bedoeling is dan ook om na te gaan hoe de flora sindsien is geëvolueerd. Ook deze oefening levert soms verrassende resultaten en persaandacht op, onder meer door de vondst van twee populaties van de Paarse wespenorchis, een nieuwe orchidee voor Vlaanderen 38 . In 2018 slagen we er ook via een Nederlandse expert in om de kennis over de vele tientallen soorten bramen in het gebied aanzienlijk uit te breiden 39. In november 2018 ontvangt het Bos t’Ename op een symposium in Antwerpen de prijs van het Belgische gebied met het hoogste aantal ingegeven soorten tien jaar na de opstart van Waarnemingen.be 40. Het gaat om 7315 soorten met in totaal 99.088 observaties, ingegeven door vele honderden mensen. En sindsdien tikt de klok door (zie deel II)

Andere onderzoeksaspecten

Zodoende zijn behoorlijk wat hiaten in de kennis rond de bioversiteit van het gebied opgevuld. Daarnaast zijn vanaf 1993 ook diverse andere aspecten van het gebied het voorwerp van onderzoek, al of niet ondersteund vanuit de Werkgroep. Voortvloeiend uit en in de slipstream van het boek Bossen van Vlaanderen volgen er nog een ganse reeks publicaties in de historisch-ecologische sfeer die op het Bos t’Ename betrekking hebben 41. Heel wat onderzoek is fysisch-geografisch van aard, meer bepaald rond pijperosie 42, hydrogeologie 43, grondverschuivingen 44, structuurkwaliteit van waterlopen 45, waardevolle bodems 46 en (kalktuf)bronnen 47.

Verschillende auteurs dragen bijkomende informatie aan rond de geschiedenis van het gebied, onder meer over de visibiliteit van de Michelsbergsite 48, de dries van Ename 49, de varkenshoederij in de 10e eeuw 50, het bosbeheer in de 17e eeuw 51 en de zoektocht naar steenkool in de 18e en 19e eeuw 52. Nieuwe technieken onthullen nieuwe inzichten, zoals de locatie van de twee steenkoolprospectieputten (via het Digitaal Hoogte Model Vlaanderen) in 2011 en de middeleeuwse boerderij op de Bambrugge in 2017 (op Google Earth). Tussen 2013 en 2018 doen we een nieuw rondje interviews voor het oral history-onderzoek.

Een aantal publicaties behandelen aspecten van bosflora en –vegetatie, zoals  populatiefragmentatie bij Slanke sleutelbloem 53, de vegetatie van een gradiënt op de Ruisere 54 en de vegetatiekundige indeling van het Bos t’Ename in het algemeen 55. Twee publicaties focussen op de link tussen hydrologie en bosvegetatie, meer bepaald van kalktufbronbos 56 en valleibos 57. 

Ook bepaalde beheersaspecten worden onderzocht. Omdat het gebied een pionier is in extensieve jaarrondbegrazing en spontane bosvorming op zware bodems gaat er veel aandacht naartoe. Diverse onderzoekers nemen aspecten ervan voor hun rekening, maar vooral dat van Jan Van Uytvanck is relevant als toetssteen voor het beheer op het terrein 58. Een ander beheersaspect dat aandacht krijgt is de effectiviteit van de paddentunnels (zie verder) 59.

Monitoring

Een aparte studievorm is monitoring, in dit geval het opvolgen van evoluties in het landschap over een langere tijd. Op die manier ontstaat een tijdsreeks aan gegevens in plaats van een momentopname. De oudste vorm van monitoring in het Bos t’Ename is de opvolging van de paddentrek. Van 1993 tot vandaag plaatsen we jaarlijks in de vroege lente een scherm ter hoogte van het trekfront op de Boskant. Centraal bevindt zich de functionerende tunnel, de tweede iets hogerop functioneert van meet af aan niet. Achter het scherm en bij de uitgang van de tunnel graven we emmers in waar de amfibieën in terecht komen, en die vrijwilligers in een beurtrol leeg maken en uitzetten iets verderop richting vijver. Amfibieën die boven of onder het scherm passeren, of toch ter hoogte ervan, zetten we eveneens over. Op die manier krijgen we zicht op de effectiviteit van de tunnel 60. In een gemiddeld jaar komen er ongeveer 1300 amfibieën voorbij waarbij 40 à 45 % gebruik maakt van de onderdoorgang. Vanaf ongeveer 2005 zakt het aantal trekkers gevoelig door het gebruik van tuinvijvertjes onderweg als nieuwe voortplantingsplaats. Sindsdien is de jaarlijkse actie teruggedraaid in intensiteit.

Een tweede monitoringsproject is de opvolging van de grondwaterstanden. Al in 1994 plaatst het Instituut voor Natuurbehoud (nu INBO) in afspraak met de terreinbeheerders via handboringen (1,4 tot 3,4 m diep) acht piëzometers (in de volksmond ten onrechte peilbuizen genoemd) 61. Ze staan in twee raaien (linies): een lange op de valleiwand en een korte dwars op een valleitje van een winterbronbeek. De bedoeling is om na te gaan hoe het gebied hydrologisch functioneert en of er sprake is van structurele verdroging, één van de grote problemen met de Vlaamse natuur. In 1995 breidt de UGent de langste raai nog uit met vijftien handboringen en vier diepere steekboringen in het kader van een hydrogeologische studie. Eén piëzometer helemaal bovenaan de helling reikt tot 27 m diep. Sindsdien meten een beperkt aantal vrijwilligers onder leiding van Dina Notebaert in een beurtrol stipt om de twee weken de waterstanden op deze 27 punten op. Op die manier ontstaat één van de langste tijdsreeksen in Vlaamse natuurgebieden, opgenomen in de WATINA databank van het INBO 62. In 2014 laat de stad Oudenaarde bijkomend twee piëzometers plaatsen in de vallei van de Riedekensbeek, eveneens gemonitord door een vrijwilliger.

Van recentere datum is de fotomonitoring. We starten ermee in 2005 om de evolutie van de vegetatie op beeld vast te leggen, vooral in de zones met verbossing begeleid door extensieve jaarrondbegrazing maar ook erbuiten. In elk van de vier deelgebieden Grotenbos-Noord, Grotenbos-Zuid, Wallebos en Volkegembos zijn 25 punten geselecteerd  van waarop een vrijwilliger-fotograaf vier maal per jaar, één keer per seizoen, een foto neemt vanuit het zelfde camerastandpunt. Elk deelgebied heeft zijn vaste fotograaf zodat de uniformiteit min of meer gegarandeerd is. De ganse operatie levert dus 400 foto’s op per jaar. Sinds 2005 monitoren we ook het aantal bloeiende Bosorchissen in de oude boomgaard in Grotenbos-Zuid.

Verschillende monitoringsprojecten in het gebied zijn overheidsinitiatief. Van oktober 2011 tot oktober 2013 plaatsen de UGent en het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek een tijdelijk schuilhok en een weerstation in het begrazingsblok om na te gaan in welke mate het vee gebruik maakt van natuurlijke schuilplaatsen versus een artificiële 63 . Van 23 juni 2015 tot 21 juni 2016 monitort de Vlaamse Milieumaatschappij de luchtconcentratie van ammoniak (NH3) op een meetpunt in Grotenbos-Zuid, één van de 106 tijdelijke, bijkomende meetplaatsen 64. Ze zijn geselecteerd om een beeld te geven van de achtergrondconcentraties in de Europees beschermde natuurgebieden (SBZ). De metingen gebeuren met passieve samplers die men om de 4 weken wisselt. Hoewel het Bos t’Ename geen bosreservaat is maar een erkend natuurreservaat “in de bossfeer” neemt het INBO toch op in zijn onderzoeksprogramma bosreservaten. In 2015-2016 maken medewerkers van het INBO bestandsopnames van een aantal cirkelvormige proefvlakken. De bedoeling is om deze opnames op regelmatige basis over te doen, zodat men de evolutie op langere termijn kan opvolgen.

Geleide wandelingen

De achteenvolgende beheersvisies voor het gebied formuleren duidelijke opties voor de bezoekmogelijkheden van het gebied. Die werken door in de wettelijke toegankelijkheidsregeling voor het natuurreservaat 65. We gaan van meet af aan voor een combinatie van geleide wandelingen met vaste wandelpaden in de brede middenzone van het Bos t’Ename s.s. Ze sluiten ruimtelijk aan bij de dorpskom van Ename en zijn er ook inhoudelijk mee verbonden. Later plannen we samen met de stad ook een gezamenlijk wandelpad in het Volkegembos. Grotenbos-Noord en het eigenlijke Wallebos blijven enkel toegankelijk via geleide wandelingen. Dat zijn de zones van het gebied waar rust om biodiversiteitsredenen voorop staat.

Van 1993 tot 1998 zijn nog geen delen van het gebied publiek toegankelijk, maar dat vangen we op door zo veel mogelijk aanvragen voor gidsbeurten toe te staan. Al in maart 1993 maken we een soort inhoudelijke handleiding bij het gebied waar kandidaat-gidsen basisinfo over een reeks vaste punten in terugvinden. Dat leidt ertoe dan een zevental gidsen in wisselende mate inzetbaar zijn. De aanvragen komen massaal binnen om twee redenen. Hoewel we al langer groepen rondleiden zijn de mensen uit de wijde omgeving van het Bos t’Ename van bij de start van het reservaat wat blij dat ze het gebied kunnen bezoeken. Velen zijn donateurs en willen wel eens zien waar ze geld aan schenken. Aangezien het gebied van de jaren ’50 tot 1993 niet toegankelijk was speelt bij heel wat oudere mensen ook nostalgie. Ze willen het hartje gaan zoeken dat ze als kind in een boom hebben gekerfd. Anderzijds krijgt het gebied door het boek Bossen van Vlaanderen ook heel wat weerklank in middens van erfgoedzorgers en mensen uit het natuurbehoud uit gans Vlaanderen. Zowel van dichtbij als van ver, zowel van gewone wandelaars als van groepen met meer kennis, zowel van scholen, verenigingen, overheidsdiensten, bedrijven, families etc. stromen de aanvragen binnen. De interesse komt trouwens ook uit Nederland (redactie van de tijdschriften De Levende Natuur en Oase, Werkgemeenschap Landschapsecologisch Onderzoek, verschillende afdelingen van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging…).

Omdat we ons uitdrukkelijk profileren als niet alleen een natuur- maar ook een erfgoedproject scharen we ons van bij de start onder de paraplu van ENAME 974, het samenwerkingsverband van de belangrijkste Enaamse erfgoedpijlers (archeologische site, kerk, dorpskom, museum en dus ook het bos). Die gezamenlijke focus, zeker ook naar buitenuit, zorgt ervoor dat nogal wat groepen een dagje Ename boeken. Ze bezoeken daarbij verschillende Enaamse sites waaronder dikwijls ook het bos. Vanaf 1999 springen de gidsen van het nieuwe Provinciaal Archeologisch Museum Ename ons vanaf 1999 bij voor niet-gespecialiseerde groepen. 

Na een paar jaar lopen de groepen mekaar vooral in de tweede helft van april (als het bos in bloei staat) en in oktober tijdens de Week van het Bos bijna voor de voeten. Bovendien is het op werkdagen ook niet altijd vanzelfsprekend om een gids te voorzien. We zijn genoodzaakt het aantal gidsbeurten vanuit de Werkgroep te beperken tot 75 per jaar, waarbij we prioriteit geven aan groepen van dichtbij en groepen bij wie de ervaring in het Bos t’Ename kan doorwerken in natuur- en landschapsbeheer op andere plaatsen. In de praktijk gaat het om hoge scholen/universiteiten en groepen natuur- en landschapsbeheerders van (de voorlopers van) ANB en andere administraties of van Natuurpunt. Er is in die tijd nauwelijks een opleiding in het brede veld van geografie, biologie, bio-ingenieurswetenschappen of landschapsarchitectuur die niet met zijn studenten het Bos t’Ename bezoekt. De meeste houtvesterijen uit de westelijke helft van Vlaanderen komen eveneens langs.
Omdat we natuurlijk veel de zelfde trajecten gebruiken schiet de vegetatie er hier en daar door de betreding flink bij in. Dat het Bos t’Ename een nat bos is helpt ook al niet niet. Het uitwijken voor de modder leidt tot steeds bredere vertrappelde zones. Van september 1994 tot in 1996 legt de Werkgroep op verschillende wandeltrajecten primitieve knuppelpaden aan met meterhout uit de hakhoutkappen, zowel voor het comfort van de wandelaar als om tred- en andere schade aan de vegetatie zoveel mogelijk te vermijden. 

Vaste wandelpaden en een speelbos

In 1998 hebben we zoveel grond verworven dat de aanleg van een vast wandelpad stilaan mogelijk moet zijn. We tekenen een voorstel van tracé uit en gaan met eigenaars en gebruikers praten als we sommige historische trajecten opnieuw open willen maken. Waar dat beter uitkomt voor de landbouw lossen we het op met een beperkte verlegging van het tracé. Het vast wandelpad krijgt stilaan vorm en krijgt de naam Mariette Tielemanspad. Mariette was een Antwerpse botaniste die kort voor haar dood het Bos t’Ename bezocht. Ze was geïmpressioneerd door de voorjaarsflora en doneerde de helft van haar erfenis voor de aankoop van het gebied. De Koning Boudewijnstichting draagt bijna 1 miljoen BF bij voor knuppelpaden, infoborden en een wandelfolder. De stad neemt de bouwaanvraag voor haar rekening en sponsort via haar Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan (GNOP) allerlei wandelinfrastructuur en een schuilhuisje. Ze doet door inzet van personeel ook logistiek haar duit in het zakje.  Op 9 augustus 1998 vormt de opening van het pad met ongeveer 400 wandelaars waaronder familieleden van Mariette het hoogtepunt van de Feeste t’Ename. Op de receptie nadien zijn alle reacties zeer lovend.

In februari 1999 kunnen we eindelijk de infoborden plaatsen langs het pad en in juli 1999 leggen we nog eens 260 m knuppelpad (dat in de volksmond al snel vervormd wordt tot knuffelpad) aan in Grotenbos-Noord op niet-publiek toegankelijke trajecten. Voor wandelingen met kinderen komen er vanaf november 2001 educatieve rugzakjes, gesponsord door de MlNA-raad. Door samenwerking tussen Natuurpunt en het Aardgasnatuurfonds van de KBS krijgen we in 2006 de mogelijkheid om een tweede vast wandelpad uit te rusten in het centrale deel van het Bos t’Ename s.s. Voor de inwandeling maakt Natuurpunt zeer ruim publiciteit zodat we op 12 maart 2006 meer dan 1100 mensen mogen verwelkomen op de opening.  Op 17 april 2011 bezegelen we onze samenwerking met de stad Oudenaarde in het Volkegembos door de opening van het aangepaste en sterk verruimde Volkegempad. Omdat de ingebruikname onderdeel is van de Vlaamse Ardennendag komen er ongeveer 1200 deelnemers op af. Minister Schauvlieghe knipt het lintje (een wilgentwijg) door. De stad betaalt de gezamenlijke wandelfolder.

De wandelpaden zijn hoe dan ook een succes en beantwoorden aan het profiel dat we van meet af aan vooropstellen. Op een zonnige zondagnamiddag lopen er op de verschillende paden misschien iets tussen de 50 en de 100 mensen. De hinder voor flora en fauna blijft binnen de perken. Een paar keer per jaar pieken de bezoekersaantallen omdat we de vaste wandelpaden en soms ook korte niet publiek toegankelijke trajecten openstellen voor grote georganiseerde wandeltochten van één van de wandelclubs uit de omgeving. Dat is een bewuste keuze. De meerwaarde voor beleving, educatie en draagvlakverbreding primeren dan op de extra druk die het gebied op die momenten te verwerken krijgt. 

Het onderhoud van alle wandelinfrastructuur is een permanente zorg. Om in het Bos t’Ename te komen wandelen zal je door toestand van het terrein en om te veel drukte te vermijden altijd minstens goeie stapschoenen moeten aantrekken, maar het moet ook geen doorlopende modderpoel worden. In mei 2014 maken we een algemene inventaris op van uit te voeren werken die leert dat de noden groot zijn en dat we op zoek moeten naar nieuwe financieringsbronnen. Op sommige stukken  brengen we een bed van veldstenen aan die we betrekken van aardappelboeren die ze uit hun oogst sorteren en blij zijn er op die manier van af te komen. In januari 2016 kunnen we een nieuw stuk knuppelpad openen geschonken door het RLVA. In oktober 2017 is het Bos t’Ename één van de geselecteerde projecten door de organisatie van de 24 uren van Oudenaarde. Daardoor krijgen we fondsen voor de aanleg van extra knuppelpaden maar ook voor een idee dat al in 2011 is gerezen:  de inrichting van speelnatuur, onder meer van een speelbos in een deel van Grotenbos-Zuid. We laten ons wat dat betreft in maart 2018 inspireren door voorstellen van deelnemers aan een info-avond en door een bevraging van de mensen uit de vier dorpen rond het bos, onder meer via de jeugdbewegingen. Eveneens in maart 2018 herschikken we het aanbod aan wandelpaden in het gebied als onderdeel van het Wandelnetwerk Zwalmvallei van de provincie Oost-Vlaanderen. Door lichte aanpassingen van de trajecten en wat nieuwe infrastructuur lopen er vanaf dan vijf vaste wandelpaden door het Bos t’Ename s.l. met een afstand variërend van 1,2 tot 14,5 km.

Andere vormen van erfgoedgerichte educatie

Gidsbeurten en informatie via wandelfolders en infoborden langs de wandelpaden zijn niet de enige educatieve instrumenten die we inzetten. In de jaren 1995-1997 werkt de Bos t’Ename op vele manieren mee aan het Milieu Ontmoetings Programma (MOP) van de stad Oudenaarde. We staan in de loop der jaren herhaalde malen met een infostand op ruimere publieksactiviteiten op Vlaams niveau, zoals de Week van het Bos, de Dag van het Park of Open Monumentendag (OMD). Het hoogtepunt wat dat betreft zijn de Boskantersfeesten op OMD 2005 in samenwerking met het PAM Ename. Op een parcours van 2 km lengte zijn een 30-tal houtverwerkende beroepen te zien, waaronder een houtskoolbrander, een balkendisselaar, zagers op een zaagstelling, een fluitjessnijder, een mandenvlechter, een draaier... De vele honderden bezoekers genieten van pannenkoeken en traditioneel bereide snoepjes op houtvuren. De fanfare, dorpsreuzen, een openluchtbar en voor de kinderen ritjes op de brede rug van Jeanne zorgen voor de nodige sfeer. 

Maar bovenal dragen we bij aan het ruime cursusaanbod rond natuureducatie van de vaste spelers op dat terrein. In de private sector zijn dat het Centrum voor Natuurbeschermingseducatie en NME-De Wielewaal, later Natuurpunt Educatie. Beide fuseren in 2016 tot Natuurpunt CVN. Ook met Inverde, de overheidssdienst die opleidingen in bos-, groen- en natuurbeheer verzorgt, gelinkt aan het Agentschap Natuur en Bos werken we samen. Op het regionale vlak doen RLVA en Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender beroep op ons.  Dat betekent concreet dat het Bos t’Ename in al die jaren tientallen keren fungeert als cursusplek en mensen van de Werkgroep als begeleiders/lesgevers. Massa’s mensen die bij (Natuurpunt) CVN de cursus natuurgids (of een voor- of natraject daarvan) volgen maken zo met het gebied kennis. Inverde gebruikt het Bos t’Ename soms in de cursus bosbouwbekwaamheid, later natuurmanagement of een andere basisvorming.

Naast dergelijke algemene opleidingen is het lijstje van specifieke vormingen erg lang. Sommige zijn eerder theoretisch zoals rond bosgeschiedenis, historische ecologie, landschapsecologie, middelhoutbeheer, extensieve jaarrondbegrazing of typologie en beheer van hagen en bomenrijen. Andere zijn net heel praktisch zoals cursussen kettingzaag voor beginners en gevorderden, zeisen, takken busselen voor bakovens, groenhoutbewerking, steentijdkoken of scharrelkunst (kunst maken met natuurlijke materialen uit het bos). Groenhoutbewerking is ook één van de pistes die we exploreren om kwaliteitsvol hout opnieuw meer waardevol en duurzaam te gebruiken dan als brandhout.

Sinds 2012 is initiatie in bushcraft een absolute topper. Hierbij leren de deelnemers allerlei technieken die je best als natuurvaardigheden kan omschrijven 66. Deze moeten hen toelaten om zich gedurende een tijdje in het bos “onder te dompelen”. Ze moeten kunnen overleven in, van en met de natuur, maar uitgaand van een absoluut respect ervoor. Ze leren van alles maken, zoals een onderkomen, vuur met een vuurslag of vuurboog of allerlei “primitief” gereedschap, maar ook voedsel herkennen en het bereiden op een houtvuur, zich orienteren… In 2018 halen we er opnieuw het VRT-journaal mee.

Met het  gebruik van het Bos t’Ename als plek waar men kan wandelen, spelen en leren (en helpen bij het beheer en soms feesten) willen we niet enkel aan traditionele educatie doen vanuit de aloude gedachte dat onbekend onbemind is. We willen het bos terug geven aan de gemeenschap. We willen het laten aanvoelen en appreciëren als collectief goed dat bijdraagt aan het lichamelijk en geestelijk welzijn van veel mensen. Als een deel van de leefruimte van de mensen dat in algemene zin een belangrijke maatschappelijke meerwaarde creëert. Om dezelfde reden staan we ook activiteiten toe die niet direct met erfgoededucatie te maken hebben maar wel een andere dienst aan de gemeenschap leveren. Bij een legeroefening in oktober 1993 droppen Seakinghelicopters de militairen vanop de basis in Gavere rond het bos waarna ze het zuiveren van een denkbeeldige vijand. De brandweerkorpsen uit de Vlaamse Ardennen bestrijden in 1997 in een gemeenschappelijke oefening een al even denkbeeldige bosbrand.

Zorgen buiten de reservaatspercelen en toch ook nog erbinnen

Hoewel de kern van het gebied, namelijk het overgrote deel van het Bos t’Ename s.s., al sinds 2002 is verworven en ook het Volkegembos grotendeels is veiliggesteld, blijven nog substantiële delen ervan in privé-handen. Ondanks alle beschermingsstatuten gaat de sluipende ontwaarding van het landschap, die al in de jaren ’60 is ingezet, verder door. De juridische bescherming heeft uiteraard enkel impact op wat verboden is, en dan nog. Heel veel hangt af van de handhaving. In de loop van de jaren moeten we met lede ogen aanzien hoe nu en dan toch overtredingen op de regelgeving rond natuur en/of onroerend erfgoed gebeuren, zoals het rooien van een houtkant, het afzagen van een knotessenrij, het opvullen van een depressie, het bouwen van een schuthok… Sommige worden door tussenkomst van de handhavingsdiensten van één van bepaalde beleidsvelden in de mate van het mogelijke hersteld, andere niet. Gelukkig houden de beschermingsstatuten ook veel aantastingen tegen omdat potentiële overtreders hun voornemen niet uitvoeren of hun vergunningsaanvraag geweigerd zien.

Belangrijker dan de overtredingen zijn de gevolgen van de autonome evolutie van landbouw en veeteelt op de percelen die nog in agrarisch gebruik zijn. Hoewel op landbouwpercelen in natuurgebied in principe nulbemesting geldt ontsnappen veel beroepslandbouwers eraan. Familiale bedrijven krijgen immers ontheffing van bemestingsverbod tot en met de generatie in rechtstreekse afstamming na de zittende gebruiker. Bemesting en gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zorgen ervoor dat de biodiversiteitswaarde er grotendeels beperkt is tot houtige kleine landschapselementen, soms ook nog grazige perceelsranden die eraan ontsnappen. De weilanden bestaan enkel nog uit een paar grassoorten en een paar algemene kruiden. Ook de kwaliteit van grachten en poelen heeft er onder te leiden. Het fenomeen is weliswaar minder erg bij hobbyboeren en paardenhouders, maar ook daar gaat de kwaliteit achteruit.

De bebouwing breidt verder uit. De verkaveling Callant-De Graeve langs de Wallestraat geraakt nu helemaal ingevuld, maar ook langs de Wolvenstraat, in de hoek met de Kapellestraat en langs de Boslos ontstaat er stapsgewijze lintbebebouwing. De gaten in het woonlint langs de Katteberg geraken opgevuld.

Ondanks alle beschermingsstatuten kunnen overheidssinitiatieven nog steeds een impact hebben op het gebied. Ik had het hierboven al over de bosuitbreidingsdoelen van het Agentschap Natuur en Bos voor het SBZ die nog steeds vele hectaren hoger liggen dan voorzien in de beheersvisie. Hierdoor dreigen waardevolle bocage en andere open vegetaties in bos over te gaan. Een ander plan dat bij uitvoering een belangrijke impact op het Bos t’Ename kan hebben is de geplande fietssnelweg F419 van Oudenaarde via Zwalm naar Zottegem 67. Een fietssnelweg is volgens het bestuursakkoord van de provincie uit 2019 minimaal vier meter breed en is in principe verhard in asfalt of beton 68. Het tracé ervan is gepland langs de spoorweg Kortrijk-Brussel, met andere woorden dwars door Grotenbos-Noord en door habitatrichtlijngebied (SBZ). De Europese wetgeving voorziet hierbij een drietrapsafweging 69. In eerste instantie moet de initiatiefnemer nagaan of er geen locatiealternatief mogelijk is. Als dat niet het geval is kan de aantasting enkel overwogen worden bij dwingende redenen van groot openbaar belang. Alleen redenen van openbaar belang die meer doorwegen dan de natuurdoelen voor het betrokken gebied kunnen dwingend zijn. Als de Vlaamse Regering oordeelt dat dit het geval is moet de initiatiefnemer de geleden habitatschade afdoende compenseren. De realisatie ervan moet voorafgaan aan de habitataantasting.

De filosofie achter de Werkgroep Bos t’Ename

Tot daar een overzicht van de diverse velden waarop de Werkgroep Bos t’Ename al die jaren actief is. Het lijkt me nu tijd om even te focussen op de Werkgroep zelf, op de structuur die deze ganse werking draagt. De Werkgroep gaat in 1992 van start met een aantal duidelijke krijtlijnen. Het enthousiasme van de startvergadering maakt duidelijk dat nogal wat mensen bereid zijn om iets voor het Bos t’Ename te doen omdat het nu eenmaal aan hun achterdeur ligt, omdat ze er vanuit hun keukenraam op uitkijken. Deze mentaliteit speelt ook op andere plaatsen. Ze zal later bekend worden als PIMBY, please in my backyard, het omgekeerde van NIMBY, not in my backyard 70. Dat is een begrip uit de ruimtelijke ordening en de sociologie dat aangeeft dat veel mensen wel gebruik willen maken van voorzieningen, maar er geen hinder van willen ondervinden in hun directe leefomgeving. Bij PIMBY speelt er net een positieve energie waar de leefomgeving beter moet van worden.

Maar de starters van de Werkgroep zijn er ook beducht voor om te veel tegen schenen te schoppen. Dat kan als er niets anders op zit, maar liever niet. We willen in een positieve, opbouwende sfeer kunnen werken, niet fanatiek. Dat betekent concreet dat we kiezen voor een samenwerkings- in plaats van een confrontatiestrategie. Er zijn andere spelers in het veld van het Bos t’Ename, eigenaars, boeren, jagers, omwonenden, recreanten, overheden… We proberen met elk van deze groepen een goeie relatie op te bouwen en via dialoog en samenwerking stappen vooruit te zetten. Zeker met boeren en jagers is dat in de soms gespannen relaties met de natuurverenigingen van de jaren ’90 niet altijd vanzelfsprekend en we oogsten er in de beginjaren binnen De Wielewaal soms ook kritiek mee 71.

Mensen nemen een bepaald engagement op voor hun eigen leefomgeving, maar dat betekent daarom nog niet dat ze automatisch hetzelfde doen voor erfgoed verderaf. De kans is groot van wel en dan kunnen ze zelf hun engagement uitbreiden door lid te worden van een vereniging als Natuurpunt, maar dat moet niet. Zoals ik al zei kiest de Werkgroep uitdrukkelijk voor een dubbel profiel. We vormen een feitelijke vereniging waarvan de leden die ook lid zijn van Natuurpunt (ongeveer een kwart van het totaal) binnen de verenigingsstructuur een kern vormen van de plaatselijke Natuurpuntafdeling Oudenaarde+. Dat dubbel profiel legt ook politiek geen windeieren. Op die manier recruteren we veel breder dan Natuurpunt. Een plaatselijke politicus uit een partij die er niet direct om gekend is om frequent de groene kaart te trekken vertrouwde me ooit na een bezoek aan onze nieuwjaarsreceptie toe dat hij tot zijn verbazing veel van zijn eigen kiezers had omtmoet.

Mensen komen niet enkel naar activiteiten van de Werkgroep om zich in te zetten maar ook om zich te amuseren. We zijn volks en ook wel wat bourgondisch. We eten en drinken al eens iets, niet enkel uit nooddruft maar ook omdat dit de sociale banden hechter maakt. Zeker in de jaren ’90 hebben natuurjongens nog het imago van – ik stel het even scherp - fanatieke azijnpissers, daar houden we ons ver vanaf. Als we iets gaan drinken is dat in één van onze achtereenvolgende stamcafés (we raken er een paar kwijt omdat we de uitbaters overleven) waar ook het brede publiek naar toe komt, inclusief vermeende “tegenstanders” zoals boeren of jagers. 

De ruime recrutering zorgt ervoor dat de Werkgroep ook sociologisch een mix is. Een meerderheid van de leden zijn mensen uit de buurt, deels hier geboren en getogen en deels ingeweken. Een minderheid komt van verderaf maar velen hebben rond het bos hun roots.  Die band met de omgeving is belangrijk in de perceptie van de Werkgroep door mensen die het project niet actief steunen. Minstens even belangrijk is dat we zowel mensen aanspreken die nog sociaal geworteld zijn in de rurale, nog door de landbouwsector beïnvloede omgeving, als mensen die daar helemaal van losgekoppeld zijn en (ook mentaal) tot de (voor)stedelijke wereld behoren.

Tenslotte zet de Werkgroep zich zowel voor natuurlijk als cultureel erfgoed in. We dragen zorg voor de culturele en biologische diversiteit die de geschiedenis ons nalaat. Op die manier situeren we ons uitdrukkelijk op het raakvlak van het natuurbehoud en de zorg voor zowel roerend, onroerend als immaterieel cultureel erfgoed. We vullen in het Bos t’Ename op plaatselijke schaal de ruimte in het middenveld in die in Vlaanderen te veel leeg blijft: de zorg om landschap in al zijn aspecten. Hoewel Natuurpunt in zijn missie stelt zich in te zetten voor de bescherming van het landschap en het erfgoed dat daarin aanwezig is, en het wel degelijk de goeie richting uitgaat, ligt er wat dat betreft nog veel werk op de plank 72. Het biodiversiteitsaspect van erfgoed krijgt veruit de meeste aandacht, zeker in de zeldzame gevallen dat natuur- en cultuurbelangen met elkaar conflicteren en er een afweging nodig is. De praktijk leert nochtans dat de overgrote meerderheid van de vrijwilligers van Natuurpunt voor beide te motiveren zijn. Aan de andere kant van het spectrum zitten verenigingen zoals Herita die onroerend erfgoed in de praktijk altijd maar weer verengen tot bouwkundig erfgoed, de “monumenten”. De zorg voor in het bijzonder de cultuurhistorische waarde van het landschap valt zo tussen wal en schip. Niet in de werking rond het Bos t’Ename dus, of evenmin in die rond Landschap (let op de naam) De Liereman, een prachtige staalkaart van het oorspronkelijke Kempische landschap in Oud-Turnhout. 

Voor het Bos t’Ename blijkt dit alles een succesformule, maar of ze zomaar naar elders over te planten valt is de vraag. Ik heb ze ter inspiratie voor andere gebieden uitgedragen via lezingen, onder meer voor Natuurpunt en Bos+ Vlaanderen. In de wereld van ruimtelijke planners en sociale wetenschappers is de Werkgroep Bos t’Ename gekend als een zogenaamde nieuwe actor, een vorm van burgerinitiatief dat getuigt van een toenemende mate van maatschappelijke zelforganisatie 73. Nieuwe actoren hebben gemeen dat ze een derde maatschappelijke pijler vormen naast overheden en het traditionele middenveld 74. Ze doen dus aan politiek in de zin dat ze proberen de maatschappij vorm te geven door overleg, maar ze veranderen de bestaande kaders. In een stedelijke context zoals die van Antwerpen krijgen nieuwe actoren zoals Ringland of Ademloos veel aandacht, maar er zijn er ook heel wat in de sfeer van de open ruimte, zowel in Vlaanderen als in Nederland 75. De meeste zijn vrij recent onstaan, maar een beperkt aantal waaronder de Werkgroep gaat terug tot in de jaren ’90, en is dus als voorloper te beschouwen 76. In het najaar van 2015 interviewen onderzoekers van de KULeuven de Werkgroep net als 20 andere nieuwe actoren. Ze doen dat op vraag van het Openruimteplatform, een samenwerkingsverband van de Vlaamse Landmaatschappij, de Vlaamse administratie voor Ruimtelijke Ordening en de verenigingen van de Vlaamse provincies en steden en gemeenten. In 2016 brengt het Openruimteplatform ook al deze nieuw actoren in Brussel samen voor een rondetafelgesprek ter onderbouwing van beleidsaanbevelingen voor een betere organisatie van de open ruimte in Vlaanderen. 

Ledenwerking 

De structuur van de Werkgroep bestaat uit vier concentrische kringen: de conservators, de stuurgroep, de actieve leden en de sympathiserende leden. De conservators sturen de dagelijkse werking aan en zijn de contactpersonen voor eigenaar Natuurpunt. Van 1993 tot 2011 werken we met een algemeen conservator (ikzelf), een medeconservator studie en educatie (achtereenvolgens Ingrid Engels, Ugo Sansen en Pieter Blondé) en een medeconservator beheer (achtereenvolgens Roger Devos en Jean de La Fonteyne), Vanaf 2011 zijn Pieter en ikzelf algemeen conservator in duobaan met John Veys als medeconservator (en onze boekhouder-penningmeester sinds het begin). Na een interne toewijzingsprocedure bewoont Pieter  sinds 2004 het oude boswachtershuis naast de loods als erfpachthouder van Natuurpunt.

Rond de conservators zit de stuurgroep met 10 à 20 leden. Sinds de opstart maken meer dan 30 mensen er gedurende bepaalde periodes deel van uit. De oude kern van 1992 is nog steeds vertegenwoordigd, maar de groep is sindsdien ettelijke keren vernieuwd (en verjongd). Twee derden is man, één derde vrouw. Diverse leden nemen specifieke functies op, zoals secretaris, verslaggever, materiaalmeester, werkleider (op de werkdagen) etc.  De stuurgroep neemt alle beslissingen van enig belang. Om ook eens samen te komen zonder drukke agenda houden we na elke runderslacht een koetongefrettinge. De tongen verkopen we namelijk niet maar maken we klaar met madeirasaus. Sinds 2014 dragen de stuurgroepleden een sweater met capuchon en met logo van het Bos t’Ename (vier gestileerde eiken uit het oud rentenboek van de heren van Oudenaarde uit ca. 1275 die het Cortenbosch voorstellen, zie hoger).

Leden kunnen een vrije bijdrage betalen maar we schrappen niemand van de lijst tenzij hij of zij (bijvoorbeeld door verhuis) niet meer geinteresseerd is of al heel lang geen teken van leven meer geeft. In ruil daarvoor ontvangen ze alle uitnodigingen en nieuwsbrieven, de laatste jaren enkel nog digitaal. Vanaf de start melden de leden zich spontaan aan, we doen geen actieve werving. Het aantal stijgt gestaag sinds de start: van 25 in september 1992 naar 51 in maart 1993, 75 in november 1993, 100 in januari 1995, 130 in april 1996, 176 in januari 2001, 217 in juli 2002, 310 in maart 2009. Vanaf af dan vermindert de groei tot 350 leden in maart 2019. Van dat aantal is op jaarbasis bekeken constant ongeveer 40 % ook echt actief. Dat betekent deelname aan werkdagen, aan beurtrollen voor studie of monitoring, aan het gidswerk, aan de werkploeg bij feesten, aan de verzendingsploeg etc. Een flink deel van de niet-werkende leden komt wel min of meer regelmatig naar de seizoenswandelingen of naar grote akties waarvoor we extra mobiliseren. 

Van meet af aan organiseren we vier keer per jaar een zogenaamde seizoenswandeling. Dat is een gidsbeurt voor de Werkgroepleden, maar die openstaat voor iedereen. De vaste bedoeling is om plaatsen in het gebied te bezoeken waar recent iets is gebeurd of waar binnenkort iets te gebeuren staat. Op die manier blijft iedereen op de hoogte van evoluties in het veld. De herfst- en de winterwandeling trekken extra veel volk omdat er telkens een feest op volgt. In de herfst houden we sinds 1994 ons ledenfeest. Het programma kan van alles omvatten maar hoe dan ook serveren we die dag spaghetti bolognaise aan een klein prijsje. Sinds 2002 vieren we om de vijf jaar een lustrum van de Werkgroep. De festiviteiten nemen dan grotere vormen aan, met diverse aktiviteiten, een gevarieerd feestmenu en een kampvuur tot in de late uurtjes. De winterwandeling eindigt steevast op de nieuwjaarsreceptie, tot 2002 ergens in het bos, sindsdien in de loods. De cateringploeg serveert dan allerlei hapjes die je op een gewone receptie niet vindt, zoals krokante vette darmen, kippelevertjes of bloedworst, maar net zo goed falafel voor de niet-vleeseters.

De communicatie verloopt sinds januari 1994 met geïllustreerde nieuwsbrieven, die vrij kort op de bal alle belangwekkend nieuws uit het gebied melden of activiteiten aankondigen. Het ritme ervan is lang nogal onregelmatig maar houdt sinds 2012 ongeveer 7 keer per jaar aan. Sinds 2014 plaatsen we regelmatig een actieve vrijwilliger in de kijker. Tussen 1996 en 2003 vullen we ook een rubriek “Groen van nu en toen” in het ENAME 974-krantje dat elke inwoner van Oudenaarde in de bus krijgt 77. In 1995, 1999 en 2014 stellen we telkens nieuwe t-shirts van de Werkgroep voor en vanaf 2001 hebben we een website. De Werkgroep Bos t’Ename is vertegenwoordigd in de gemeentelijke Milieu- en Natuurraad van Oudenaarde. 

Al die jaren slaagt de Werkgroep erin alles te financieren door de meest diverse bronnen aan te spreken. Uiteraard gebruiken we alle reguliere subsidiemogelijkheden vanuit de overheid. De lijst van bedrijven en verenigingen die het project Bos t’Ename vanaf 1993 meermaals of éénmalig sponsoren is lang en de lijst van particuliere donateurs schier eindeloos. Verschillende sympathisanten vragen bij huwelijk, geboorte, verjaardag of jubileum geen geschenken maar geld, en schenken een deel ervan aan het Bos t’Ename. We hebben natuurlijk ook onze lidgelden, hoe bescheiden ook. En sommige mensen doen extra hun best om bij te dragen op een gedenkwaardige manier. Het Geuzenkoor draagt van 1995 tot 2010 de helft af van zijn gage bij optredens. In april 2000 organiseert de historische herberg de Carillon in Oudenaarde een tweedaags muziekfestivalletje ten voordele van het Bos t’Ename. In 2002 zamelt de basisschool KBO Eine samen met de Werkgroep vele honderden kilo’s schoenen in. Van de schoenenfabrikant Torfs ontvangen we 0,5 euro per kilogram en de schoenen gaan opgelapt naar ontwikkelingshulp. De Bosloeties, een paar leden van de stuurgroep, doen in 2018 mee aan Expeditie Natuurpunt, in hun geval een tweedaagse wandeltocht van 70 km. Hun opbrengst bedraagt 3524 euro. En zo verder en zo voort… 

Draagvlak: brede waardering

De steun en sympathie voor het project uiten zich van meet af aan niet enkel financieel maar ook maatschappelijk en politiek, zowel op lokaal als op Vlaams niveau. Veel mensen waarderen duidelijk de brede opzet en de strategie die vooral uitgaat van samenwerking en overleg. Op politiek vlak heeft de bijval met ideologie maar ook met potentieel kiezerspubliek te maken. Al snel blijkt dat de Werkgroep ruim recruteert en zijn ledenaantal opdrijft, zodat men hem niet zomaar in de fanatiek-groene hoek kan wegzetten. Bovendien krijgt het Bos t’Ename vanaf het verschijnen van het boek Bossen van Vlaanderen ruime aandacht in de geschreven pers en op radio en tv. Daardoor geraakt het gebied meer bekend op Vlaamse schaal en bij mensen uit de omgeving leidt dat tot een zekere fierheid. In de lente 1993 komt het aan bod in een natuurdocumentaire van Marcel Verbruggen op de VRT. In november 1996 strijken zowel VRT als VTM in het Bos t’Ename neer voor een reportage naar aanleiding van de Dag van de Natuur, waarna TV-anker Jan Becaus zich laat verleiden tot een feestje in mijn bolbaan, ons hoofdkwartier toen.  

Vanuit de brede erfgoedsector komt er algemene waardering voor het project. In maart 1997 ontvangt de Werkgroep de jaarlijkse Groene Wimpel van de Vlaamse Bosbouwvereniging, nu Bos+ Vlaanderen. In april 1997 bestempelt de gereputeerde Werkgemeenschap Landschapsecologisch Onderzoek (WLO) in haar tijdschrift Landschap “het onderzoek, de uitwerking in beleid en beheer en de realisatie van een groot draagvlak in de streek als een goed voorbeeld voor het Nederlandse natuur- en landschapsbeleid”. In oktober 1999 kiest de Koning Boudewijnstichting uit 26 nominaties de Werkgroep Bos t’Ename uit als laureaat van de eerste Louis Paul Suetensprijs van de Koning Boudewijnstichting 78. Aan de prijs hangt 200.000 BF vast.  De belangrijkste erkenning komt er in september 2002 als het Bos t’Ename als eerste en vooralsnog enige landschap uit handen van minister Paul Van Grembergen de Vlaamse Monumentenprijs ter waarde van 12.500 euro ontvangt 79. Niet vanuit de eigen sector en op regionaal niveau zijn de Bonenklakkersprijs van de Oudenaardse CD&V-jongeren uit 2002 en de nominatie voor De Pluim van het regionaal TV-station AVS uit 2005. 

Een wel heel aparte vorm van waardering valt de Werkgroep te beurt - tenminste zo voelen we het aan - als kunstenares Ilse Joliet in 1998 de opdracht krijgt om de liften van het Consciencegebouw in de Brusselse Noordwijk uit te werken als kunstinstallatie rond elk van de grote beleidsvelden van de Vlaamse Regering 80. Voor de bevoegdheid natuur en bos plaatst ze het Bos t’Ename in de schijnwerpers. De liftgebruiker stapt er niet alleen in een lift die helemaal uitgekleed is met beelden uit het bos, maar wordt ook ondergedompeld in geluiden, deels opgenomen in het Bos t’Ename zelf maar deels ook bestaande uit gezellig geroezemoes op ons ledenfeest in 1997. 

Maar toch ook ongenoegen

Door de gekozen samenwerkingssstrategie valt het Bos t’Ename weinig sociaal rumoer te beurt. Als de stad Oudenaarde door een juridische uitspraak op zoek moet naar een nieuwe locatie voor het zonevreemde voetbalveld van F.C. Nederename stelt de Werkgroep zich in 2004 gematigd op en zoekt mee naar een oplossing. Het probleem lost zichzelf op als de voetbalclub er in 2017 mee ophoudt. Maar soms borrelt er toch wat ongenoegen op.  

In 1995-1996 verschijnen er een paar artikels in een krant waarin de Boerenbond het project op de korrel neemt. Hoewel ze bijna volledig in natuur- en bosgebied plaats vinden ziet de grootste landbouworganisatie de grondaankopen door De Wielewaal als een te grote concurrentie voor de boeren. Ze valt de afbakening van NATURA2000 aan met die van het Bos t’Ename als voorbeeld omdat die min of meer samenvalt met een kaartje uit mijn Milieudossier Bos t’Ename uit 1976. De aanvallen komen niet van de plaatselijke landbouwers zelf maar van een consulent. De goeie contacten tussen de Werkgroep en plaatselijk Boerenbondvoorzitter Richard Eeckhout zorgen ervoor dat de zaak koelt zonder blazen. We voelen de spanningen tussen natuur en landbouw wel, maar het komt in al die tijd nooit tot een conflict. Ik herinner me levendig een anecdote uit de beginjaren van de Werkgroep die de sfeer illustreert. We zitten met een tiental leden na de werkdag op een late zaterdagnamiddag nog wat na te kaarten bij een pint in het Schuifelbeen, ons stamcafé. Het komt tot een discussie met drie potige boerenzonen aan de toog over de Groene Hoofdstructuur, dé heikele kwestie van toen. Even later sta ik in het buitenpissijn (urinoir) water en stoom af te laten als één van de drie naast mij komt staan. Hij geeft me een schouderklopje en zegt dat we het in geen geval op ons moeten nemen, want iedereen vindt dat wij net goed bezig zijn. Er volgt nog een uitsmijter: “jullie zijn wel groene maar toch anders”.

Maar het is zeker niet allemaal koek en ei. Hoe dan ook speelt nu en dan het spanningsveld op tussen landschap en natuur als gemeenschappelijk goed versus het vrije gebruik van privé-eigendom. In 1999 scheppen de wijzigingen van het gewestplan Oudenaarde (zie hoger) voor sommige bewoners van de Boskant ten onrechte de perceptie dat de mogelijkheden voor bewoning en landbouw drastisch zijn ingeperkt. De zelfde vrees steekt bij dezelfde mensen opnieuw de kop op in 2009  als de noordoostelijke grens van een toekomstig RUP voor Bos t’Ename en omgeving (zie hoger) op de Heistraat komt te liggen. Hoewel het om een puur administratief-technische beslissing gaat die niets te maken heeft met de erfgoedaspiraties voor het gebied leidt dat opnieuw tot ongenoegen.

Zoals een beetje overal leeft bij bewoners of buren van het gebied boven- of onderhuids ongenoegen als een Vos met pluimvee aan de haal gaat. Vooral in de beginperiode van het reservaat hebben sommige hanenvechters het daar lastig mee omdat een vechtershaan nu eenmaal veel meer waard is dan een leghen of een haan bedoeld voor de pot. Nochtans is er in het Bos t’Ename in tegenstelling tot veel andere gebieden nog steeds een afschot dat door de jachtrechthouders is bedoeld om de stand te reguleren. Daniël en Philippe Gevaert stellen immers behoud van een persoonsgebonden, niet-overdraagbaar jachtrecht voor zichzelf en hun kinderen als voorwaarde bij de verkoop. Maar zoals de populatiebiologie van Vos aangeeft  herstelt de stand zich snel, zodat de afschotcijfers min of meer constant blijven. De jachtdruk blijft in het Bos t’Ename s.s.  beperkt tot een paar klopjachten per winter en in het Volkegembos tot afschot van Konijnen om akkerschade te voorkomen. Veel wandelaars en principiële tegenstanders van de jacht zijn daar niet gelukkig mee maar de ecologische schade is eerder klein.

Een brand in de loods van Natuurpunt in 2003 blijkt aangestoken, maar al snel blijkt het om iemand te gaan die het niet specifiek op het project of de Werkgroep gemunt heeft als ook andere gebouwen in vlammen omgaan. Een paar kleinere incidenten geven aan dat bepaalde individuen het wel degelijk op het project van Bos t’Ename gemunt hebben, of hun woede koelen op het gebied omdat ze het beschouwen als symbool voor erfgoedzorg en natuurbehoud in een ruimere context. In de loop van de jaren krijgen we nu en dan af te rekenen met sabotagedaden aan het materiaal. In april 2013 vinden we de kadavers van zes Buizerds en twee Vossen. Ze lijken doelbewust neergelegd als provocatie. 

1 Herremans 2007
2  Anon. 1999. Actieplan voor behoud en herstel van drie bossen in de Vlaamse Ardennen. Aanvraagdossier LIFE.
3  Anon. 2002
https://www.natuurpunt.be/pagina/de-geschiedenis-van-natuurpunt
http://ec.europa.eu/environment/life/project/Projects/index.cfm?fuseaction=search.dspPage&n_proj_id=1739https://www.natuurpunt.be/pagina/life-vlaamse-ardennen-afgerond
https://paarden.vlaanderen/nl/themas/bouwen-mest-en-milieu/De-verpaarding-van-Vlaanderen-probleem-of-uitdaging, http://www.vilt.be/stopt-de-overheid-verpaarding-en-vertuining-platteland
https://www.vlaanderen.be/nl/vlaamse-overheid/persberichten/herziening-gewestplan-oudenaarde
https://rsv.ruimtevlaanderen.be/RSV/Ruimtelijk-Structuurplan-Vlaanderen/Planningsprocessen/Landbouw-natuur-en-bos/Vlaamse-Ardennen
https://www.natura2000.vlaanderen.be/gebied/vlaamse-ardennen/publicaties, https://www.natura2000.vlaanderen.be/publicatie/mp-10-12-vlaamse-ardennen, https://www.natura2000.vlaanderen.be/publicatie/s-ihd-besluit-12-vlaamse-ardennen, https://www.natura2000.vlaanderen.be/publicatie/s-ihd-rapport-12-vlaamse-ardennen
10  https://www.inbo.be/nl/vlaams-ecologisch-netwerk-ven-en-integraal-verwevings-en-ondersteunend-netwerk-ivon
11  https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/200846
12  https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/135214
13  Tack, Van den Bremt & Hermy 1994
14  Tack 1994(2)
15  Decleer et al. 1994
16  Tack 2001
17  Tack 2003(4)
18  Criel 2016
19  Cloet 2001  
20  Anon. 2007
21  Hearney & Jennings 1983, Cibien, Boutin & Maizeret 1988, Bijlsma 2004, Cornelis et al. 2009
22  Casaer 1996, Cornelis 1996
23  Van den Berghe 2017
24  https://nl.wikipedia.org/wiki/Hoefbevangenheid, https://www.mijten.be/nl-nl/advies/hoefbevangenheid-bij-paarden
25  Tack & Blondé 2004
26  Pollet 1994
27  Desender & Maes 1994, Pollet 1994, De Bakker 1995, Vanden Bussche 1995, Alderweireldt 1997, De Bakker, Maelfait  & Hendrickx 1998, Desender K. & Vanden Bussche 1998, Desender., Ervynck & Tack  1999, De Bakker et al. 2001, Desender et al. s.d.
28  Maes & Rövekamp 1999, 2000, Maes & Brinkkemper 2000     
29  Blondé et al. 2003, Tack 2005, Van Ertvelde 2005, Blondé, Dekeukeleire & Pecceu 2008, 2009
30  Fobert (red.) 2006
31  Louette 2008, Louette, De Knijf  & Jooris  2010
32  Tack & Blondé 2009
33  Packet 2009
34  https://www.natuurpunt.be/pagina/waarnemingenbe, https://nl.wikipedia.org/wiki/Waarnemingen.be 
35  https://www.natuurpunt.be/nieuws/bos-t%E2%80%99ename-5835-soorten-and-counting-20150723
36  Veraghtert et al. 2016
37  Martens & Mortelmans 2013, Veraghtert et al. 2016, De Beer 2017, Lock aanvullen, Verstraeten 2019
38  https://www.natuurpunt.be/nieuws/eerste-vondst-paarse-wespenorchis-vlaanderen-20140806
39  Meijer 2018
40  https://www.natuurpunt.be/agenda/symposium-10-jaar-waarnemingenbe-29715
41  Hermy, Van den Bremt & Tack G. 1993, Hermy et al. 1996, Tack, Slotboom & Van Mourik 1996, Tack, Van den Bremt & Hermy 1996, Vackier & Verheyen 1997, Tack & Hermy 1998, Verheyen et al. 1999,  Honnay, Hermy & Coppin 1999, Honnay 2000
42  Verachtert  2011
43  Van Dyck 1996
44  Ost et al. 2003, Van den Eeckhaut 2005, 2007, 2011
45  Nagels et al. 1993
46  Anon. 2004(1)
47  Econnection 1994, Oosterlynck & Van Landuyt 2012
48  De Meyer 2011
49  Van Durme 1998
50  Dobney & Ervynck 1998, 2000, Ervynck & Dobney 1999
51  Tack, Ervynck & Van Bost 1999
52  T’Hooft 2005
53  Van Rossum et al. 2001, Van Rossum & Triest 2006
54  Huvenne s.d.
55  Cornelis 1996, Buckens 2002, Cornelis et al. 2009
56  Econnection 1994, Oosterlynck & Van Landuyt 2012
57  De Becker et al. 2003
58  Buckens 2002, Heens 2003, Van Hoyweghen 2004, Huybrechts  2009, Van Uytvanck 2009, 2011, Van Uytvanck & Decleer 2004, 2006, Verstraeten, Quataert & Vandekerkhove  2006, Van Uytvanck & Blondé 2008, Van Uytvanck, Decleer & Hoffmann 2008, Van Uytvanck, Milotic & Hoffmann 2008, Van Uytvanck et al. 2008, 2010
59  Econnection 2001
60  Econnection 2001
61  Van Daele 2003
62  https://www.inbo.be/nl/watina-water-natuur-databank, De Becker 2003
63  Van laer, Tuyttens & Moons 2015, Van laer et al. 2015a, 2015b
64  Vlaamse Milieumaatschappij 2017
65  Tack, Van den Bremt en Hermy 1994, Tack 2003(4)
66  Blondé & Tack 2014, https://nl.wikipedia.org/wiki/Bushcraft, https://www.natuurpunt.be/pagina/bushcraft-cvn?gclid=EAIaIQobChMIzoGV47WY4QIVAuJ3Ch3I9gnvEAAYASAAEgL2NvD_BwE
67 https://fietssnelwegen.be/f419
68  https://web.archive.org/web/20160804215231/, http://www.oost-vlaanderen.be/public/wonen_milieu/mobiliteit/fietsen/snelwegen/index.cfm, https://pers.oost-vlaanderen.be/oost-vlaamse-deputatie-stelt-voor-ambitieus-bestuursakkoord-met-acht-speerpunten#
69  https://www.natura2000.vlaanderen.be/de-afwijkingsprocedure
70  http://www.govertderix.com/index.php/schrijver/essays/please-my-backyard, https://jokequintens.wordpress.com/2013/05/20/please-in-my-backyard-pimby/, http://www.telos.nl/69125.aspx?t=please+in+my+backyard; https://www.whyte.be/wp-content/uploads/2014/01/Whyte-Paper-NIMBY-NL.pdf
71  Tack 1992(3)
72  https://www.natuurpunt.be/pagina/missie-en-visie-van-natuurpunt
73  De Rynck 2014
74  Anon. 2016, Leinfelder, Claeys & Vandeven 2016
75  Van Dam, During & Salverda 2008, Van Dam, Salverda & During 2008, Mattijssen et al. 2015
76  Anon. 2016, Leinfelder, Claeys & Vandeven 2016
77 Tack 1996(1), 1996(3), 1996(4), 1997(1), 1997(2), 1997(3), 1998(1), 1999(3), 2000(1), 2000(2), 2000(3), 2000(4), 20003(2), 20003(5) 
78 Paulus 1999
79  https://www.onroerenderfgoedprijs.be/22-jaar-vol-waardevol-erfgoed, http://nl.wikipedia.org/wiki/Vlaamse_Monumentenprijs
80  https://www.performan.org/bibliography/articles/aanzet-tot-artistiek-integratiebeleid/